H2. Stoffen en stofomzetting Flashcards

1
Q

Wat is een zuivere stof?

A

Een zuivere stof is een stof die opgebouwd is uit één soort deeltje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een mengsel?

A

Een mengsel is opgebouwd uit verschillende soorten deeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is dit, en waar wordt dit voor gebruikt?

A

Een deeltjesmodel

Het wordt gebruikt om de samenstelling van een stof weer te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor soort stof is dit? Zuiver of mengsel?

A

Mengsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor soort stof is dit? Zuiver of mengsel?

A

Zuivere stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan je de zuiverheid van water onderzoeken?

A

Door INDAMPING.
GEDESTILLEERD WATER is zuiver water, en laat na indamping geen resten achter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke aggregatietoestand van water is dit?

A

Vloeibare toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke aggregatietoestand van water is dit?

A

Vaste toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke aggregatietoestand van water is dit?

A

Gasvormige toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurd er met de deeltjes in een gas als je deze samendrukt?

A

De afstand tussen de deeltjes verkleint.
Het aantal deeltjes en de grootte van de deeltjes veranderen niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zet de aggregatietoestanden in volgorde van de AFSTAND van de deeltjes, van klein naar groot.

A

Vaste toestand - vloeibare toestand - gasvormige toestand

In vaste toestand kan je de stof niet meer samendrukken, dus kan je de afstand tussen de deeltjes niet kleiner krijgen.

In vloeibare toestand kan je de stof nog weinig samendrukken, dus is er weinig afstand tussen de deeltjes.

In gasvormige toestand kan je de stof gemakkelijk samendrukken, dus is er veel afstand tussen de deeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zet de aggregatietoestanden in volgorde van de BEWEEGLIJKHEID van de deeltjes, van MEEST beweeglijk naar MINST beweeglijk.

A

Gasvormige toestand - Vloeibare toestand - Vaste toestand

In gasvormige toestand verspreid de stof zich snel over de hele ruimte. Gasdeeltjes bewegen snel door met elkaar te botsen.

In vloeibare toestand verspreid de stof zich wel, maar nemen niet alle ruimte in. De deeltjes botsen wel met elkaar, maar hebben minder ruimte en dus bewegen ze minder.

In vaste toestand trillen de deeltjes van de stof enkel ter plaatse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe stel je de aggregatietoestanden voor met het deeltjesmodel?

A
  • Door de stof in een container te tekenen (plank voor vaste stof, beker voor vloeistof en afgesloten bak voor gas)
  • Door ruimte te laten tussen de deeltjes
  • Door boogjes te tekenen die de beweeglijkheid voorstellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurd er met het volume van een stof als de temperatuur verhoogt of verlaagd? Is dit voor alle aggregatietoestanden zo?

A

Bij temperatuursstijging zal het volume vergroten, de stof gaat uitzetten.
Bij temperatuursdaling zal het volume verkleinen, de stof gaat krimpen.

Dit is voor alle aggregatietoestanden zo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurd er met de beweeglijkheid van deeltjes in een stof, als de temperatuur verhoogt of verlaagd? Is dit voor alle aggregatietoestanden zo?

A

Bij temperatuursstijging zal de afstand tussen deeltjes vergoten, en de beweeglijkheid toenemen.
Bij temperatuursdaling zal de afstand tussen de deeltjes verkleinen, en de beweeglijkheid neemt af.

Dit is voor alle aggregatietoestanden zo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe noem je de overgang van een vaste stof naar een vloeibare stof?
Geeft hij warmte af, of neemt hij warmte op?

A

Smelten
Warmt op (neemt warmte op)

17
Q

Hoe noem je de overgang van een vloeistof naar een vaste stof?
Geeft hij warmte af, of neemt hij warmte op?

A

Stollen
Koelt af (geeft warmte af)

18
Q

Hoe noem je de overgang van een vloeistof naar een gas?
Geeft hij warmte af, of neemt hij warmte op?

A

Verdampen
Warmt op (neemt warmte op)

19
Q

Hoe noem je de overgang van een gas naar een vloeistof?
Geeft hij warmte af, of neemt hij warmte op?

A

Condenseren
Koelt af (geeft warmte af)

20
Q

Hoe noem je de overgang van een vaste stof naar een gas?
Geeft hij warmte af, of neemt hij warmte op?

A

Sublimeren
Warmt op (neemt warmte op)

21
Q

Hoe noem je de overgang van een gas naar een vaste stof?
Geeft hij warmte af, of neemt hij warmte op?

A

Desublimeren
Koelt af (geeft warmte af)

22
Q

Wat is stofomzetting?

A

Stofomzetting ontstaat wanneer de combinatie van de atomen in de moleculen verandert. Er ontstaan dan nieuwe moleculen, dus een nieuwe stof. Het is niet omkeerbaar.

23
Q

Wat is het tegengestelde van een stofomzetting?

A

Faseovergang

Dit is een fysisch verschijnsel. De stof veranderd niet en het is omkeerbaar.

24
Q

Stofomzetting of faseovergang?

A

Stofomzetting

25
Q

Stofomzetting of faseovergang?

A

Faseovergang

26
Q

Wat zijn de vierkantjes en wat zijn de bolletjes?

A

De vierkantjes zijn moleculen.
De rondjes zijn atomen.

Moleculen zijn de kleinste deeltjes die toch nog de stof zijn (bv kleinste deeltje water, kleinste deeltje ijzer)

Atomen zijn de nog kleinere deeltjes die gecombineerd de molecule maken.

27
Q

Welke stofomzettingen vinden er plaats bij een verbranding?

A

Bij verbranding verbinden zuurstofatomen zich met koolstofatomen. Er vind een stofomzetting plaats.

Zuurstof is nodig om de verbranding in stand te houden. Is er onvoldoende zuurstofgas, vormt er koolstofmonoxide. Een gevaarlijk gas dat kleurloos en reukloos is.

28
Q

Overzicht hoofdstuk “Stoffen en stofomzetting”

A

Zeer goed kennen!