H2 Kolom 4 Flashcards
1
Q
Het bezoek
A
La visite
2
Q
Het gebouw
A
Le monument
3
Q
De zit
A
Le trajet
4
Q
Het vervoermiddel
A
Le moyen de transport
5
Q
Jammer
A
(C’est) dommage
6
Q
Vertrekken
A
Partir
7
Q
Vroeg
A
Tôt
8
Q
Weten
A
Savoir
9
Q
Aangeven
A
Indiquer
10
Q
Atletisch
A
athlétique
11
Q
Het avonturenpark
A
Le parc d’aventure
12
Q
Een avonturier
A
Un aventurier
13
Q
Bij voorbaat dank
A
Merci d’avance
14
Q
Het bos
A
La forêt
15
Q
Gemiddeld
A
Moyen
16
Q
De informatie
A
Les renseignements