H2 Bron C Flashcards
1
Q
Attirer
A
Aantrekken
2
Q
Deviner
A
Raden
3
Q
Marquer
A
Stempel drukken op
4
Q
Porter
A
Dragen
5
Q
Entre autres
A
Onder andere
6
Q
Voici
A
Hier is
7
Q
Hebdomadaire
A
Wekelijks
8
Q
Payant
A
Waarvoor betaald moet worden
9
Q
Presque
A
Bijna
10
Q
Partout
A
Overal
11
Q
Principalement
A
Vooral
12
Q
Précédemment
A
Eerder
13
Q
Numérique
A
Digitaal
14
Q
L’endroit
A
De plek
15
Q
Le renseignement
A
De aanwijzing
16
Q
L’appel
A
Het telefoontje
17
Q
La mort
A
De dood
18
Q
La naissance
A
De geboorte
19
Q
Le roi
A
De koning
20
Q
La responsabilité
A
De verantwoordelijkheid
21
Q
Soudain
A
Plotseling
22
Q
Malgré
A
Ondanks