H2 Biologische membranen Flashcards
amphipathisch
een deel dat hydrofoob is en een deel dat hydrofiel is
factoren die de vloeibaarheid van de membraan bepalen
de temperatuur en de aard van de lipiden
integrale membraanproteïnen
- gedeeltelijk of volledig opgenomen in de dubbellaag
amphipatisch
hydrofiele kant naar het cytosol of ECM
(bv transmembraan proteïnen)
perifere membraanproteïnen
ze komen voor aan de periferie van de membraan
kunnen eenvoudig geïsoleerd worden
passief transport
proteïnen vormen kanalen om specifieke ionen of complexere moleculen e kunnen laten passeren
actief transport
proteïnen functioneren als pompen die met verbruik van ATP bepaalde verbindingen uit of in de cel brengen
signaaltransductie
informatie uit andere cellen kunnen ontvangen en een signaal kunnen doorgeven aan de cel
functies membraanproteïnen
- signaaltransductie
- herkenningsmoleculen
- enzymatische activiteit en katalyseren biochemische reacties
permeabel
verbinding doorlaat
impermeabel
als ze verbinding tegenhoudt
transporteiwit
2 soorten
- gefaciliteerde diffusie:
open of of sluiten poriën door bepaalde elektrische signalen of chemische of mechanische stimulus
- ‘carrier’- gemedieerd actief transport:
binden de molecule en veranderen hierop van vorm waardoor de molecule over het membraan wordt gebracht
passief transport
diffusie, osmose en gefaciliteerde diffusie
onrechtstreeks verbruik van ATP om de concentratiegradiënt te onderhouden
actief transport
‘carrier’-gemedieerd actief transport
verbruikt rechtstreeks ATP voor het transportproces zelf
isotonisch
cel in een oplossing met dezelfde osmotische druk dan treedt er geen waterdiffusie op
hypertonisch
ten opzichte van de cel de effectieve concentratie aan water lager is dan dit in het cytosol
turgodruk
- gaat zwellen van de cel tegen
- stevigheid en vorm
gefaciliteerde diffusie
diffusie over het membraan mogelijk maken/ vergemakkelijken via kanaal-dragerporiën
actief transport
van een lage concentratiegradiënt naar een hoge
met verbruik van ATP
(bv. NA - K pomp)
uniporters
dragereiwitten die een stof transporteren in 1 richting
symporters
2 soorten moleculen transporteren in dezelfde richting
antiporters
2 soorten moleculen transporteren in tegenovergestelde richting
soorten endocytose
- fagocytose
- pinocytose
- receptor-gemefieerde endocytose
Juncties
intercellulaire structuren tussen naast elkaar gelegen cellen
functies:
- stevigheid tussen cellen in een weefsel
- verhinderen van het passeren van bepaald materiaal
- snelle communicatie tussen dergelijke cellen
exergone reactie
de eindproducten hebben een lagere vrije energie dan de uitgangsproducten
–> er komt energie vrij tijdens de reactie