H2: Baby en peutertijd Flashcards

1
Q

Lichaamsgroei

A

-lengte: 50% tot een jaar, 75% tot twee jaar
- gewicht: 2x tegen 5 maanden, 3x tegen 1 jaar en 4x tegen 2 jaar
- meisjes lichter dan jongens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

groeitrends

A

Cephalocaudaal: van hoofd naar staart
Proximodistaal: van dicht naar ver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Experience-expectant brain growth

A

een zekere basisstimulatie is nodig en wordt door het brein verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Experience-dependant brain growth

A

andere ervaringen zijn uniek voor elk individu en zorgen voor interindividuele verschillen in hersenontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beïnvloedende factoren van lichaamsgroei

A
  • Erfelijkheid
  • Voeding
  • Emotioneel welzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Habituatie

A

Kan gebruikt worden om na te gaan welke visuele stimuli baby’s interessant vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Imitatie

A

Capaciteit om gedrag van andere personen te imiteren
- vanaf 2 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Motorische ontwikkeling

A
  • Ruwe motorische ontwikkeling: controle verwerven over acties waardoor je beter de omgeving kan exploreren
  • Fijne motorische ontwikkeling: controle verwerven over kleinere acties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Proximodistale trend: van binnen naar buiten

A
  • Hoofd, romp en armen voor handen en vingers
  • Ruwe motorische ontwikkeling voor fijne motorische ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cephalocaudale trend: controle over het hoofd komt voor controle over romp en benen

A
  • 2 maanden: hoofdje opheffen
  • 6 maanden: zitten zonder steun
  • 12 maanden: wandelen zonder steun
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dynamische systeemtheorie

A

nieuwe motorische vaardigheden aanleren impliceert het verwerven van een gradueel complexer actiesysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Factoren bij elke nieuwe vaardigheid

A

 Ontwikkeling van centrale zenuwstelsel
 Capaciteit van het lichaam om te bewegen
 Doelen van het kind
 Ondersteuning door omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fijne motoriek

A
  • Reiken: ruwweg met de armen iets in de nabijheid proberen te bereiken
  • Pre-reiken: slecht gecoördineerde zwaaibeweging naar een object
  • Vrijwillig reiken: neemt toe in efficiëntie en snelheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ontwikkeling grijpen

A
  • Grijpreflex
  • rijfgreep
  • handgreep
  • tanggreep
  • pincetgreep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ontwikkeling van zintuigen

A
  • Sensaties: passief opdoen van indrukken
    –>Adualimse: moeilijk om een logisch onderscheid van jezelf als object en de indrukken van buitenaf te maken
  • Perceptie: actief proces van interpretatie en organisatie
    –>Dualisme: onderscheid kunnen maken tussen subjectieve indrukken en de buitenwereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tastzin: handpalmen, voetzolen en gelaat zijn het meest gevoelig

A

 Voorkeur voor matige temperaturen
 Voorkeuren voor huidcontact met verzorger
 Werkt kalmerend

17
Q

Smaak: voorkeur voor zoete smaken

A

 2 weken: duidelijk geur van ouders herkennen
 Belangrijke rol bij vroege hechting
 Werkt als troost
 4 maanden: waardering van zoute smaken

18
Q

Reuk

A

goed ontwikkeld

19
Q

Gehoor: <6maanden

A
  • Prenataal ontwikkeld
  • 3 dagen oud: hoofd draaien naar de richting waar geluid vandaan komt
  • 4-7 maanden: Gevoel voor muzikale frasering: grotere voorkeur voor gestructureerde muziek
  • 6- 8 maanden: Gevoeligheid voor geluiden uit eigen en taal en vreemde talen
20
Q

gehoor: > 6 maanden

A
  • 1 jaar: melodieën herkennen, ook wanneer die in een andere toonaard worden gespeeld
  • 7-9 maanden: Herkenning speach-units en vertrouwde woorden uit eigen taal
21
Q

Zicht:

A
  • Visuele cortex is niet helemaal ontwikkeld bij de geboorte (20-30cm)
  • 2 maanden: scherpt waarnemen en op objecten focussen
  • 6 maanden: omgeving scannen en bewegend object volgen
  • 6-7 maanden: diepte-perceptie
22
Q

Diepteperceptie

A
  • Capaciteit om afstand tussen objecten en afstand tussen onszelf en objecten te kunnen inschatten
23
Q

Visuele kloof

A
  • baby’s bovenaan plaatsen, komen aan een rand waar een kloof is en moeten over de kloof kruipen
  • 6-14 maanden oude zuigelingen betreden de visuele kloof niet
24
Q

Stappen in dieptezicht

A
  • <1 maand: gevoeligheid voor bewegende objecten
  • 2-4 maanden: binoculaire diepte
  • 5-12 maanden: gevoeligheid voor diepte in tekeningen
25
Q

Patroonperceptie

A

Contrastsensitiviteit: contrast refereert naar het verschil in de hoeveelheid licht tussen 2 aansluitende zones

26
Q

stappen in patroonperceptie

A
  • 3 weken: weinig contrastgevoelig, voorkeur voor grote simpele patronen
  • 2 maanden: meer oog voor detail, voorkeur voor complexere patronen
  • 4 maanden: kan patronen herkennen zelfs als grenzen niet zichtbaar zijn
  • 12 maanden: objecten herkennen zelf als 2/3 van figuur ontbreekt
27
Q

Stappen in gezichtsperceptie

A
  • <1maand: voorkeur voor eenvoudige gezichtspatronen
    Rand van gezicht
  • 2-4 maanden: voorkeur voor complexe elementen in gezicht (binnenzijde)
    Meer beweging, dynamisch gezichten screenen
    Onderscheid tussen bekende en onbekende gezichten
    Voorkeur voor moeders gezicht versus vreemd gezicht
  • 5-12 maanden: kan emotionele uitdrukking op gezicht waarnemen
28
Q

Intermodale perceptie

A

Informatie van verschillende zintuigen wordt geïntegreerd
- Capaciteit neemt gradueel toe in 1ste levensjaar

29
Q

Differentiatie theorie

A

kinderen zoeken voortdurend naar invariante, niet-veranderende kenmerken van de omgeving

30
Q
A