H2 Flashcards

1
Q

Rechtsstaat

A

Een staat waarin je als burger met grondrechten wordt beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Autoritaire staat

A

Een staat waarin één machthebber of een kleine groep mensen bepaalt wat de regels zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Democratische rechtsstaat

A

Burgers mogen meedoen aan vrije verkiezingen en bepalen zo wie de machtshebbers zijn en ze kunnen indirect meebeslissen over politieke kewsties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociale rechtsstaat

A

Er zijn allerlei wetten en voorzieningen om de welvaart en het welzijn van de burgers the bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rechtszekerheid

A

Iedereen kan precies nagaan wat wel en niet mag volgens de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociaal contract

A

Tot afspraken komen om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geweldsmonopolie

A

De staat als enige geweld mag gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het beginsel van grondrechten

A

Alle mensen zijn in vrijheid en gelijkheid geboren en moeten zo kunnen samenleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het soevereiniteits- en democratiebeginsel

A

De mensen sluiten gezamelijk een vredesakkoord, het sociaal contract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het legaliteitsbeginsel

A

Er is een staat die het sociaal contract tussen mensen kan afdwingen, maar die strict gebonden aan de wetten die de partijen zelf hebben opgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het beginsel van de trias politica

A

De macht van de staat wordt voor de zekerheid verder begrensd door interne scheidingen van de staatsmacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verlichte dictatuur

A

De machthebber in zekere maten rekening houdt met de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Constitutionele monarchie

A

Een koninkrijk met een grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Censuskiesrecht

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nachtwakersstaat

A

Een staat die zich voornamelijk inzet voor de bewaking van de veiligheid van burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Klassieke grondrechten

A

Zijn gemaakt op basis van de vrijheid en gelijkheid van individuele burgers

17
Q

Sociale grondrechten

A

Zorgen voor werkgelegenheid, bescherming van de positie van werknemers, sociale zekerheid, volksgezondheid, sociale woningbouw en onderwijs

18
Q

Voorwaarden van een rechtsstaat

A

Er zijn grondrechten in het land
Het land is soeverein (geweldsmonopolie) en democratisch
Er is sprake van een legaliteitbeginsel
Er is sprake van een scheiding der machten

19
Q

Sociale rechtsstaat

A

Verzorgingsstaat

20
Q

(Grondrechten hebben een) Verticale werking (als)

A

Ze door burgers kunnen worden uitgeoefend tegenover de staat

21
Q

(Grondrechten hebben een) horizontale werking (als)

A

Burgers zich tegenover elkaar op hun grondrechten beroepen.

22
Q

Legaliteitsbeginsel

A

De overheid mag alleen de vrijheid van burgers inperken als de rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten en regels die door het parlement zijn aangenomen

23
Q

Rechtszekerheid

A

Brugers weten dankzij de wet waar ze aan toe zijn
Zowel in hun relatie tot andere burgers als hun relatie met de overheid

24
Q

Het recht

A

Het geheel van in de wetten vastgelegde regels

25
Q

Rechtsorde

A

Het geheel van rechtsregels en rechtsbeginselen en de manier waarop het recht is georganiseerd

26
Q

Eisen voor wetten

A
  • zijn algemeen
  • zijn openbaar en begrijpelijk
  • stellen geen onmogelijke eisen
  • de toepassing ervan mag niet met terugwerkende kracht
  • mogen niet onderling tegenstrijdig zijn
  • mogen niet te vaak veranderd worden
  • de toepassing moet redelijk en zorgvuldig zijn
27
Q

Trias politica

A

In Nederland is de macht opgedeeld in drie

28
Q

Wetgevende macht

A

Stelt de wetten op

29
Q

Uitvoerende macht

A

Voert de wetten uit

30
Q

Rechterlijke macht

A

Oordeelt in conflicten over de juiste toepassing van de wet

31
Q

(Het systeem van) checks and balances

A

Machten controleren elkaar (checks) en werken evenwichtig samen (balances)

32
Q

De vierde macht

A

Alle ambtenaren samen

33
Q

Discretionaire bevoegdheid

A

De bevoegdheid om in sommige gevallen zelfstandige beslissingen te nemen over hoe een wet wordt toegepast

34
Q

Klassenjustitie

A

Als een rechter zich laat leiden door vooroordelen

35
Q

Jurisprudentie

A

Alle erdere uitspraken van alle rechters samen

36
Q

Big data

A
37
Q

Algoritmen

A
38
Q

Predictieve policing

A
39
Q

Etnische profilering

A