H2 Flashcards

1
Q

Atoommodel Sommerfield ontdekking

A

Verfijnde spectroscopische technieken toonden aan dat vele spectralijnen samengesteld zijn uit meerde lijntjes (emissiefijnstructuur). Het is een verfijning van AM Bohr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Magnetisch veld Sommerfield

A

In de aanwezigheid van een extern magnetisch veld splitsen de meeste spectraal-lijntjes van de SN verder op. Het verdwijnt als het MV verdwijnt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zeeman-effect

A

Opsplitsing van emissiefijnspectrum in vele dichte lijntjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De spin van een elektron

A

In sterke magneetvelden wordt een bundel atomen in twee gesplitst. Elektronen verplaatsen zich in een baan rond de kern en ze draaien rond hun eigen as (spinnen) spin up of spin down.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer vormen elektronen een elektronenpaar?

A

Twee elektronen
- met tegengestelde zin in dezelfde baan
- elkaar voldoende dicht naderen
Trekken elkaar aan en vormen een elektronenpaar/doublet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Elektronenconfiguratie

A

De verdeling van elektronen over verschillende niveau’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Regel van minimale energie

A

De elektronen verplaatsen zich steeds in de laagst mogelijke energietoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Regel van Hund

A

In het laatste te bezetten subniveau hebben elektronen zoveel mogelijk dezelfde spin
Je vind er ook een max. Aan ongepaarde elektronen met dezelfde spin en een min. Aantal doubletten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Regel van Pauli

A

Elk elektron onderscheidt zich van elk ander elektron in dezelfde atoom door minstens 1 van de 4 karakteristieken. (HS,SN,MN,S)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stabiliteitsregels

A

Halfbezet en volledig bezette subniveau’s zijn stabieler dan onvolledig gevulde. Ze gaan dus streven naar een edelgasconfiguratie, een halbezette subniveau en een volledig bezet subniveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Elektronegativiteit

A

Hoe hard een atoom elektronen aantrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ionisatie energie

A

De energie die nodig is om het minst sterk gebonden ve te onttrekken aan het atoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Oxidatiegetal

A

Verbindingsvermogen van een atoom wat bepaald wordt door de lading die een atoom werkelijk of denkbeeldig draagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom gebruiken we diagonaalregel?

A

Om de juiste volgorde te weten want er zijn overkruisingen van de subniveau’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn orbitalen?

A

Orbitalen zijn afgebakende zones of het trefkansgebied (90) van het elektron binnen de grenzen van het atoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly