H19 Flashcards
1
Q
wantrouwen
A
ergens geen vertrouwen in hebben
2
Q
ondoenlijk
A
niet uitvoerbaar
3
Q
structureel
A
blijvend, steeds terugkerend
4
Q
gegrond
A
wat ergens op gebaseerd is, gerechtvaardigd
5
Q
effectief
A
doeltreffend, met de bedoelde uitwerking
6
Q
verzadigd
A
vol zijn
7
Q
consument
A
iemand die iets koopt of verbruikt
8
Q
op de hak nemen
A
er de spot mee drijven
9
Q
diabetes
A
suikerziekte
10
Q
aspect
A
onderdeel