H15 Flashcards

1
Q

Onze maatschappij vergrijst. wat betekent die vergrijzing

A

die vergrijzing betekent dat het percentage ouderen op de totale bevolking steeds groter wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oorzaken vergrijzing

A

-hogere levensverwachting
-dalende geboortecijfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oorzaken van gestegen levensverwachting

A

-betere voeding
-vooruit gang v.d. geneeskunde
-meer hygiene
-betere sociale voorzieningen(pensioen, thuis zorg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welk geslacht leeft gemiddeld langer

A

vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar of niet waar
nu is de levensverwachting hoger dan vroeger

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uit welke vorm is de vergrijzing van de bevolking af te leiden

A

bevolkingspiramide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voor welke landen is toren

A

meer ontwikkelde landen(oost-europa vooral)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voor welke landen is piramide

A

vo minder ontwikkelde landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voor welke landen is urn

A

bij ons(west europa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gevolgen van de vergrijzing van de bevolking op maatschappelijk vlak

A

-minder werkende mensen dan gepensioneerden (moeilijker om pensioenen te betalen-> pensioenleeftijd verhoogd)

-meer hulpbehoevende mensen
-groeiende vraag naar vrijetijdsbesteding voor oudere(hobbyclubs, buurthuizen)
-nood aan aangepaste woonvoorzieningen (kleinere appartementen met minder trappen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geef de 2 fases van late volwassenheid en jaren

A

-vroege ouderdom (65 tot 75/80)
-hoge ouderdom (begint vanaf 75/80)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

synoniemen vo vroege ouderdom

A

jonge bejaardheid
derde leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

synoniemen vo hoge ouderdom

A

hoogbejaardheid
vierde leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef fysieke ontw van late volwassenheid

A

-lichamelijk
-huid
-spijsvertering
-ademhaling
-bloeddoorstrooming
-onthaling
-minder sterke spieren

-sensoriel
-zintuigen gaan achteruit(zich en gehoor)

-motoriek
-minder evenwicht
-minder lenig
-tragere reactie snelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geef cognitieve ontw van late volwassenheid
(normale verwachtingen)

A

-denken
-minder snel info opnemen

-geheugen
vermogen om nieuwe info op te slaan gaat
trager

-groot verschil tussen OUDERDOMSVERGEETACHTIGHEID en DEMENTIE bij dementie is er een abnormale achteruitgang van de werking van het geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cognitieve ontw van late volwassenheid
geef voordelen van oudere hersenen

A

-feitenkennis: oudere hebbe veel meegemaakt ze hebben grote algemene kennis. Die feitenkennis ga ni snel verloren

-verbanden leggen: oudere kunne veel info die ze gedurende hun leven in hun geheugen hebben opgeslagen goed met elkaar in verband brengen
daardoor kunne ze sneller nieuwe feiten een plaats geven

-probleemoplossend denken en beoordelingsvermogen: oudere kunne makkelijker alledaagse problemen ZEKER conflicte tussen mensen oplossen. Vanwege hun jarenlange ervaring

16
Q

Bij wat winnen ouderen

A

hun wijsheid

17
Q

cognitieve ontw van late volwassenheid
(dementie) geef 1kenmerk

A

KENMERK 1
-ernstige aantasting van geheugen
-EERST kortetermijngeheugen aangetast (dingen vergete zoals:pincode, boodschappenlijst)
-LATER langetermijngeheugen aangetast
(dinge vergete zoals: man vergete, weg na huis)

18
Q

cognitieve ontw van late volwassenheid
(dementie) geef 1kenmerk

A

KENMERK 2
-verlies van contact met de realiteit,verwardheid

 >Desoriëntatie (verwardheid) in tijd: hij IDK hoe laat het is, welk dag/jaar, hij verwart dag en nacht

>desoriëntatie in ruimte: raakt dinge kwijt in huis, verdwaalt

>desoriëntatie in persoon: verwiselt mensen herkent mense ni meer (dode man verwissele met oudste zoon)
19
Q

cognitieve ontw van late volwassenheid
(dementie) geef 1kenmerk

A

KENMERK 3
moeite met uitvoeren van dagelijkse handelingen
-moeilijker om te koken, draagt kleren op verkeerde volgorde , moeilijker om zichzelf ze wassen/ kleden
(alleen wonen is bijna onmogelijk)

19
Q

geef Socio-emoti ontw van late volwassenheid

A

-emotioneel
-conflict van Erikson is intigriteit VS wanhoop
-positiviteitsgevoel(minder zorgen/minder ruzie)
-rouw(verlies worde groter)
-afhankelijkheid(van iemand)
-sociaal
-sociaal contact mindert
-relatie met kinderen WISSELEN kinderen zorge vo ouders