H1 woordenschat Frans Rapelle Flashcards
Franse woorden herhalen
1
Q
le sens
A
de richting
2
Q
rouler
A
rijden
3
Q
le trafic
A
het verkeer
4
Q
le carrefour
A
het kruispunt
5
Q
le camion
A
de vrachtwagen
6
Q
le centre-ville
A
het stadscentrum
7
Q
aller
A
gaan
8
Q
la cammionette
A
de bestelwagen
9
Q
à droite
A
naar rechts
10
Q
l’autoroute
A
de autosnelweg
11
Q
la route
A
de route
12
Q
la sortie
A
de afrit
13
Q
se garer
A
parkeren
14
Q
traverser
A
oversteken
15
Q
la passage à niveau
A
de overweg
16
Q
la barière
A
de slagboom
17
Q
le rond-point
A
het rond punt
18
Q
l’agent de police
A
de politieagent
19
Q
à gauche
A
naar links
20
Q
tout droit
A
rechtdoor
21
Q
tourner
A
draaien
22
Q
la panneau
A
het bord
23
Q
le conducteur
A
de bestuurder
24
Q
le bouchon
A
de verkeersopstopping, fille
25
la rue
de straat
26
la déviation
de omleiding
27
la vitesse
de snelheid
28
le piéton
de voetganger
29
la piste cycliste
het fietspad
30
s'âretter
stoppen
31
la direction
de richting
32
la passage pour piétons
het zebrapad
