H1: Wat Is Dat? Flashcards

1
Q

Hoe ziet Kok opvoeden?

A

Opvoeden begint met het opbouwen van een relatie met het kind. Ontstaat doordat opvoeder en kind intens bij elkaar horen en van elkaar houden.

=> opvoedingsrelatie = grondslag van opvoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 dimensies bij het ontwikkelingsproces

A
  • zich ontwikkelende kind dat opvoeding vraagt

- opvoeder die opvoeding geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie opvoeden

A

Opvoeden is het in-relatie-staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van menszijn presenteert, een klimaat creëert dat persoonlijkheidgroei bevordert en een leefsituatie zo hanteert dat deze optimale kansen bieden op zelfontplooiing. Dynamisch proces heeft een functioneel karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klimaat

A

Sfeer, uitstraling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leefsituatie

A

Bv eetsituatie

Ouders richten die situatie in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Persoonlijke relatie

A

Kind wordt een menselijke persoon in relatie tot anderen.

De een zich verantwoordelijk voelt voor de ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Functioneel proces

A

Mogelijk maken van een optimaal functioneren vh kind als een zich ontwikkelend wezen
Geen vooraf gekend doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 ontwikkelingsgebieden of aspecten van waaruit het kind opvoeding vraagt

A
  • affectieve aspect
    gevoelsleven van het kind, basis van het mensworden, fundament voor het ontstaan van een gevoel van veiligheid
  • cognitieve aspect
    Kennen en kennisverwerving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Opvoedingsvraag

A

Kind biedt zo bijdrage aan opvoeding

Stelt een vraag aan de opvoeder om een bepaalde inkleuring vh opvoedingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Langeveld

A

Opvoeden is een omgang tss volw en kinderen

Omgang heeft als doel dat het kind mondig wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 voorwaarden om te kunnen spreken van opvoeden

A
  • omgang tss volw en kind
  • er moet hierbij een invloed worden uitgeoefend
  • invloed moet uitgaan vd volw op het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Malschaert en traas opfrissing van definitie

A

Opvoeding is een bepaalde vorm van omgang tss volwassenen en jeugdigen die erop gericht is steun en richting te geven aan het proces van volwassenwording

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kuipers herformuleert enkele begrippen

A

Omgang –> interactie of communicatief handelen

Mondig worden –> weerbaar worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verschillende factoren die intentionaliteit van opvoeden bepalen

A
  • opvoedingsdoelen
  • opvoedingsvoorwaarden
  • opvoedingsmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Opvoedingsdoelen

A

Mate waarin opvoeding bewust verloopt
Intentioneel. Belangrijkste verschil met verzorgen
Iedereen zijn eigen doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Opvoedingsvoorwaarden

A

Om doelen te bereiken enkele voorwaarden nodig
Omstandigheden of condities die door opvoeders worden geschapen om opvoeding mogelijk te maken
Opvoedingsrelatie –> wederzijdse betrokkenheid en wederzijds respect

17
Q

Opvoedingsvoorwaarden : vbn

A
  • verantwoordelijkheid
    Kind jong, verantwoordelijkh bij opv
  • veiligheid
    Wekken van h gevoel, regels en grenzen
  • uitdaging
    Uitgedaagd om prestaties te levere
  • echtheid en authenticiteit
    Eerlijke, duidelijke echte opvoedingsrelatie belangrijk
18
Q

Opvoedingscontext

A
= opvoedingsmilieu
- maatschappij
    Overheid, mee verantwoordelijk
- gezin
     Kerngezin, onderhandelingsmodel
- school
     Aanleren van waarden en n, cultuur
- buurt, leeftijdsgroep
     Peergroup
19
Q

Kuipers geeft aan opvoeding 2 dimensies

A
  • materiële dimensie

- ideële dimensie

20
Q

Materiële dimensie

A

Alle handelingen binnen opvoeding die waarneembaar zijn

21
Q

Ideële dimensie

A

Denken van opvoeders over een bepaalde opvoedingssituatie

Verwachtingen, denkbeelden, ideeën, gedachten,…

22
Q

Referentiekader

A

= rugzak
Bestaat uit omstandigheden waarin wij verkeren, groeperingen en netwerken waartoe we behoren, milieu waaruit we afkomstig zijn en het werk dat we dagelijks verrichten
Veranderlijk en dynamisch
Eigen individueel ref

23
Q

3 niveaus van kennis over opvoeden

A

1: wetenschappelijk niveau
2: theoretische niveau
3: niveau van aandacht of nadenkend handelen