H1; Klinische psychologie en abnormaal gedrag Flashcards
Seligman, Walker en Rosenhan onderscheiden zeven factoren die bepalen of gedrag beschouwd kan worden als ‘abnormaal’ of pathologisch.
Welke factoren zijn dit?
- Persoonlijk lijden
- (Dis)functionaliteit van gedrag
- Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
- Onvoorspelbaarheid en controleverlies
- Opvallend en onconventioneel gedrag
- Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
- Het overtreden van morele normen
Persoonlijk lijden
De persoon lijdt zelf erg onder zijn problemen.
Hoewel dit geen voorwaarde is omdat persoonlijk lijden ook het tijdelijke gevolg van een gebeurtenis kan zijn
(Dis)functionaliteit van gedrag
Gedrag dat het beroepsmatig en relationeel functioneren van het individu zelf belemmert, maar ook het functioneren van anderen.
Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
Waar geen logica of zin in ontdekt kan worden.
Onvoorspelbaarheid en controleverlies
Onvoorspelbaarheid en controleverlies in situaties waarin de regels die normaliter het gedrag sturen nu niet meer werken, of in situaties waarin de oorzaak of aanleiding van het gedrag voor de toeschouwer onbekend is.
Opvallend en onconventioneel gedrag
Gedrag dat sterk afwijkt van het gangbare gedrag en sociaal onwenselijk is, hoewel dit ook afhankelijk is van de omgeving.
Gedrag dat gevoelens van ongemak oproept
Observer discomfort
Zoals gedrag waarmee impliciete sociale verwachtingen ofwel ‘restregels’ (Scheff, 1966) worden geschonden.
Het overtreden van morele normen
Ofwel gedrag dat in mindere mate overeenkomt met ideeën over optimaal functioneren.
In de DSM-5 staat een definitie van mentale stoornissen.
Welke vormen van gedrag worden door deze definitie uitgesloten?
- Te verwachten en cultureel aanvaarde reacties.
- Deviant gedrag dat voortkomt uit lidmaatschap van een politieke of religieuze overtuiging.
- Gedrag dat voortkomt uit een persoonlijk conflict tussen individu en maatschappij, zoals het maken van controversiële kunst.
Drie modellenwaarin een onderscheid aangebracht wordt tussen ‘normaal’ en ‘abnormaal’ gedrag.
Welke zijn die modellen?
Statistich model
Medisch model
Leer- en onderwijsmodel
Statistisch model
Het statistisch model heeft als uitgangspunt dat menselijke eigenschappen min of meer normaal verdeeld zijn. Indien uit een betrouwbare en valide meting van die eigenschappen een extreem hoge of extreem lage score blijkt, wordt gesproken van abnormaliteit.
Medisch model
Het medisch model gaat ervan uit dat stoornissen veroorzaakt worden door onderliggende mechanismen, die somatogeen ofwel lichamelijk van aard zijn, zoals het geval is bij dementie, of psychogeen ofwel psychologisch, zoals afweer tegen angst. In het model worden termen gebruikt als ‘ziekte’ en ‘therapie’.
Leer- of onderwijsmodel
Volgens dit model zijn stoornissen tot stand gekomen door verkeerd gelopen leerprocessen. De grens tussen ziekte en gezondheid ligt bij de verantwoordelijkheid en de aanspreekbaarheid van een individu. In dit model worden termen gebruikt als ‘persoonlijke problemen’, ‘(vaardigheids)tekorten’, ‘onderwijsprogramma’, en ‘leraar’ en ‘leerling’.
Psychische stoornis
een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de psychologische, biologische, of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren.
Somatogeen
Houdt in dat aan een lichamelijk aandoening ligt ten grondslag aan een psychische stoornis.