H1; Klinische psychologie en abnormaal gedrag Flashcards

1
Q

Seligman, Walker en Rosenhan onderscheiden zeven factoren die bepalen of gedrag beschouwd kan worden als ‘abnormaal’ of pathologisch.

Welke factoren zijn dit?

A
  1. Persoonlijk lijden
  2. (Dis)functionaliteit van gedrag
  3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
  4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies
  5. Opvallend en onconventioneel gedrag
  6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
  7. Het overtreden van morele normen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Persoonlijk lijden

A

De persoon lijdt zelf erg onder zijn problemen.

Hoewel dit geen voorwaarde is omdat persoonlijk lijden ook het tijdelijke gevolg van een gebeurtenis kan zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(Dis)functionaliteit van gedrag

A

Gedrag dat het beroepsmatig en relationeel functioneren van het individu zelf belemmert, maar ook het functioneren van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag

A

Waar geen logica of zin in ontdekt kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onvoorspelbaarheid en controleverlies

A

Onvoorspelbaarheid en controleverlies in situaties waarin de regels die normaliter het gedrag sturen nu niet meer werken, of in situaties waarin de oorzaak of aanleiding van het gedrag voor de toeschouwer onbekend is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opvallend en onconventioneel gedrag

A

Gedrag dat sterk afwijkt van het gangbare gedrag en sociaal onwenselijk is, hoewel dit ook afhankelijk is van de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gedrag dat gevoelens van ongemak oproept

A

Observer discomfort

Zoals gedrag waarmee impliciete sociale verwachtingen ofwel ‘restregels’ (Scheff, 1966) worden geschonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het overtreden van morele normen

A

Ofwel gedrag dat in mindere mate overeenkomt met ideeën over optimaal functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In de DSM-5 staat een definitie van mentale stoornissen.

Welke vormen van gedrag worden door deze definitie uitgesloten?

A
  • Te verwachten en cultureel aanvaarde reacties.
  • Deviant gedrag dat voortkomt uit lidmaatschap van een politieke of religieuze overtuiging.
  • Gedrag dat voortkomt uit een persoonlijk conflict tussen individu en maatschappij, zoals het maken van controversiële kunst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drie modellenwaarin een onderscheid aangebracht wordt tussen ‘normaal’ en ‘abnormaal’ gedrag.

Welke zijn die modellen?

A

Statistich model
Medisch model
Leer- en onderwijsmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Statistisch model

A

Het statistisch model heeft als uitgangspunt dat menselijke eigenschappen min of meer normaal verdeeld zijn. Indien uit een betrouwbare en valide meting van die eigenschappen een extreem hoge of extreem lage score blijkt, wordt gesproken van abnormaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Medisch model

A

Het medisch model gaat ervan uit dat stoornissen veroorzaakt worden door onderliggende mechanismen, die somatogeen ofwel lichamelijk van aard zijn, zoals het geval is bij dementie, of psychogeen ofwel psychologisch, zoals afweer tegen angst. In het model worden termen gebruikt als ‘ziekte’ en ‘therapie’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leer- of onderwijsmodel

A

Volgens dit model zijn stoornissen tot stand gekomen door verkeerd gelopen leerprocessen. De grens tussen ziekte en gezondheid ligt bij de verantwoordelijkheid en de aanspreekbaarheid van een individu. In dit model worden termen gebruikt als ‘persoonlijke problemen’, ‘(vaardigheids)tekorten’, ‘onderwijsprogramma’, en ‘leraar’ en ‘leerling’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psychische stoornis

A

een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de psychologische, biologische, of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Somatogeen

A

Houdt in dat aan een lichamelijk aandoening ligt ten grondslag aan een psychische stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Psychogeen

A

Houdt in dat aan een stoornis een psychologisch mechanismen ten grondslag ligt.

17
Q

Labeling-theorie

A

Stelt dat afwijkend of deviant gedrag niet voortkomt uit de handeling, maar uit hoe anderen op de handeling reageren. (Je gedraagt je naar het etiket dat wordt opgeplakt)

18
Q

Demarcatie- of grenzingscriterium

A

Zolang iemand nog zelf de verantwoordelijkheid kan dragen, aanspreekbaar is voor zijn doen en laten, wordt hij niet als ‘ziek’ beschouwd.

19
Q

Basisdisciplines binnen psychologie

A

Functieleer
Ontwikkelingspsychologie
Sociale psychologie (gedragsleer)
Persoonlijkheidspsychologie
Methodenleer

20
Q

Toepassingsgerichte disciplines

A

Klinische en gezondheidspsychologie
Arbeids- en organisatiepsychologie
Onderwijspsychologie