H1 Geld Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie functies van geld? Licht deze kort toe.

A

Geld is datgene wat in een bepaalde samenleving of cultuur algemeen aanvaard wordt als (1) ruilmiddel, (2) rekeneenheid en (3) oppotmiddel.
Ruilmiddel: ruil van goederen in goederen wordt opgesplitst in ruil van goederen in geld en geld in goederen. Geld maakt het mogelijk om nu iets te verkopen, maar pas later iets te verkopen.
Rekeneenheid: de waarde van goederen en diensten blijkt uit de ruilvoet die op markten tot stand komt. De ruilvoet geeft de verhouding weer waarin hoeveelheden van het ene goed tegen hoeveelheden van het andere goed geruild worden. Geld maakt het makkelijker om de waarde van producten te bepalen.
Oppotmiddel: geld dat niet onmiddellijk wordt besteed wordt opgepot. De koopkracht wordt bewaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke risico’s kleven er aan het gebruik van geld?

A

Technische risico’s betreffen: (1) kwaliteitsrisico, (2) opslagrisico en (3) transportrisico.
Economisch risico heeft betrekking op de waarde van geld. De hoeveelheid en diensten die je ermee kunt kopen (koopkracht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de doelmatigheidseisen die aan muntgeld gesteld kunnen worden?

A

(Metalen) muntgeld moet (1) waardevol zijn, (2) gemakkelijk te vervoeren, (3) duurzaam, (4) homogeen, (5) deelbaar, (6) herkenbaar en (7) stabiel in waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de strekking van de wet van Gresham?

A

“Slecht geld, verdrijft goed geld.”

Bijvoorbeeld wanneer er besnoeide munten in omloop zijn. Wanneer deze munten door de overheid evenveel waard zijn verklaard als goede munten, dan verdwijnen laatstgenoemde uit circulatie. Het publiek waardeert deze goede munten dan hoger (een agio) dan de nominale waarde (= de waarde die op de munt staat).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is fiduciair geld?

A

Geld waarvan de intrinsieke waarde lager ligt dan de nominale waarde. Bij fiduciair geld staat het vertrouwen van het publiek voorop.
Sinds de goudstandaard is afgeschaft wordt er uitsluitend fiduciair geld gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontstaat volgens de kwantiteitstheorie inflatie?

A

Wanneer er te veel geld in omloop is (geldhoeveelheid is te ruim) dan neemt de vraag naar goederen en diensten toe. De productiecapaciteit is beperkt met als gevolg dat de vraag het aanbod overtreft, waardoor de prijzen zullen stijgen.
Het geld wordt minder waard, de koopkracht neemt ervan af (= inflatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de strekking van de verkeersvergelijking van Fisher?

A

M x V = P x T

M: Geldhoeveelheid
V: Omloopsnelheid
P: Gemiddelde Prijs van goederen en diensten
T: Aantal Transacties

Een stijging van de geldhoeveelheid kan verstoring teweeg brengen, die zich uit in een stijgend prijspeil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke activiteiten ondernemen financiële instellingen?

A

Financiële intermediairs zorgen ervoor dat geld wordt doorgesluisd van aanbieders naar vragers. Financiële zijn onder te verdelen in vier categorieën: (1) betalen, (2) financieren, (3) beleggen en (4) verzekeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de mogelijke samenhang tussen de economische en de financiële ontwikkeling van een land?

A

Met economische ontwikkeling neemt meestal ook het aandeel van financiële instellingen toe. Dit begint meestal bij het bancaire systeem en hangt sterk samen met de verspreiding van geld in de economie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef een beschrijving van de economische kringloop.

A

Zie pag. 26 t/m 29.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg kort uit hoe het girale geldverkeer is ontstaan.

A

Geldwisselaars/kassiers boden het publiek de mogelijkheid om het kwaliteits- en opslagrisico te beheersen. Ter beheersing van het transportrisico bood de girobank uitkomst. Het onderlinge betalingsverkeer van klanten werd door de kassier verricht en per brief werden de klanten hierover geïnformeerd. Zodoende kwam het stilliggende geld in omloop (giro in het Italiaans).
De rol van dit girale geld kon toenemen toen er steeds meer deposanten kwamen en het gebruikelijk werd om via banktegoeden te betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg kort uit hoe het chartale geldverkeer van bankbiljetten is ontstaan.

A

Zoals de kassiers zich ontwikkelden tot girobanken, zo ontwikkelden de goudsmeden zich tot circulatiebanken. Hun promessen (beloftes tot betaling) werden van betalingsbelofte aan een met name genoemd persoon tot betalingsbeloften aan toonder. Dit was de basis van het bankbiljet. Bankbiljetten kunnen zonder de uitgever ervan te berichten overgedragen worden. Samen met munten vormen de bankbiljetten het chartale geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf wat de transformatiefunctie van financiële instellingen inhoudt.

A

Financiële instellingen proberen te voorzien in de behoeften van zowel de uiteindelijke geldgevers als de uiteindelijke geldvragers. Daarmee dragen de financiële instellingen zorg voor het risicomanagement van de huishoudingen. De transformatie geldt voor de looptijd van de financiële titels, hun omvang, hun risico en hun locatie. De transformatiefunctie vervullen financiële instellingen door hun concrete activiteiten, door de verschillende soorten financiële producten die ze aanbieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly