H1 en H2 Flashcards

1
Q

massaproductie

A

het maken van veel dezelfde producten in korte tijd met behulp van de lopende band

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nationalisme

A

grote liefde voor je land,volk,cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wapenwedloop

A

een race tussen landen om zoveel en zo krachtig mogelijke wapens te produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ottomaanse rijk

A

turks rijk dat van 1300 tot 1923 bestond en een groot deel van het Midden-oosten, noord Afrika en de Balkan versloeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bondgenootschappen

A

een samenwerkingsverband tussen landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Eerste Wereldoorlog

A

de oorlog die tussen 1914 en 1918 vooral in europa werd uitgevochten, europese kolonies in azië en afrika vochten mee, vanaf 1917 vocht de verenigde staten ook mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tweefrontenoorlog

A

oorlog waar een land op twee plekken moet vechten en het leger moet splitsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

loopgravenoorlog

A

oorlog waarin soldaten greppels moeten graven om bescherming te zoeken tegen de vijand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

totale oorlog

A

een oorlog waarbij de hele samenleving betrokken is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

propoganda

A

reclame maken voor politieke ideeën via radio, kranten en toespraken, met als doel zo veel mogelijk mensen te overtuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verdrag van Versailles

A

verdrag dat na de eerste wereldoorlog, op 28 juni 1919 gesloten werd tussen de geallieerden en duitsland, duitsland kreeg zware straffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

inflatie

A

het stijgen van prijzen voor producten, waardoor het geld minder waard wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vrijmarkteconomie

A

economie waarin vraag en aanbod bepalen wat fabrikanten produceren, wat consumenten kopen en wat de prijs van producten is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kapitalisme

A

economisch systeem waarbij alles draait om winst maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

economische crisis

A

een periode waarin het slecht gaat met de economie en waarin sprake is van werkloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beurskrach

A

grote plotselinge daling van aandelenkoersen

17
Q

antisemitisme

A

haat tegen joden

18
Q

asmogendheden

A

duitsland, japan en italië: zij waren tijdens de tweede wereld oorlog bondgenoten

19
Q

concentratiekamp

A

kamp waarin gevangenen onder slechte omstandigheden dwangarbeid moesten verrichten

20
Q

conferentie van München

A

bijeenkomst in 1938 waarbij
Engeland en Frankrijk toestonden dat Hitler Sudetenland innam, op voorwaarde dat er vrede zou blijven in europa

21
Q

D-day

A

geallieerde landing in Normandië op 6 juni 1944, met als doel Duitsland te verslaan

22
Q

geallieerden

A

bondgenootschap van Engeland, de Sovjet-Unie, de verenigde staten en andere landen, dat tijdens de Tweede wereldoorlog vocht tegen de asmogendheden

23
Q

getto

A

afgesloten wijk van een stad, waar joden verplicht moesten wonen

24
Q

holocaust

A

de moord op 6 miljoen joden in de tweede wereldoorlog

25
Q

indoctrinatie

A

het systematisch aanleren en opdringen van ideeën van een bepaalde groep of partij

26
Q

machtigingswet

A

wet die aan Hitler de macht gaf om Duitsland zonder tussenkomst van het parlement te besturen

27
Q

nationaalsocialisten

A

aanhangers van de NSDAP en de ideeën van Hilter, kortweg nazi’s genoemd

28
Q

neurenberger rassenwetten

A

in 1935 legde Hitler regels vast om het germaanse ras zuiver te houden, duitsers mochten niet met joden trouwen

29
Q

rijkskristalnacht

A

in de nacht van 9 op 10 november 1938 organiseerden de nazi’s overal in duitsland aanvallen op joodse winkels, bedrijven en instellingen

30
Q

totalitaire staat

A

een manier van regeren waarbij de staat het leven en de mensen van een land volledig beheerst

31
Q

tweede wereldoorlog

A

oorlog van 1939 tot 1945 tussen de asmogendheden en de geallieerden

32
Q

vernietigingskampen

A

kampen waar zoveel mogelijk gevangenen werden vermoord

33
Q

NationaalSocialistische Beweging (NSB)

A

nederlandse politieke beweging onder leiding van Anton Mussert, die met de Duitse bezetters samenwerkte