H1: basisbegrippen Flashcards

1
Q

vector AB = ?

A

vector B - vector A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

formule midden van een lijnstuk

A

vector M = (vector A + vector B)/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

formule het zwaartepunt van een driehoek

A

vector Z = (vector A + vector B + vector C)/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de norm van een vector A + formule

A

de norm van een vector A is de lengte van die vector en dus de afstand tussen de punten O en A

||vector A|| = √(x1²+y1²)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de norm van een vector AB + formule

A

de norm van een vector AB is de lengte van die vector en dus de afstand tussen de punten A en B

||vector AB|| = ||vector B - vector A||

= √((x2-x1)²+(y2-y1)²)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef 2 eigenschappen van de norm van een vector

A

||vector -A|| = ||vector A||

||r*vector A|| = |r| * ||vector A||

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

formule scalair product van twee vectoren

A

vector A * vector B = ||vector A|| * ||vector B|| * cos α

met α = driehoek AOB

= x1 * x2 + y1 * y2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly