H1 Flashcards

1
Q

verzamelingen

A

= geheel van elementen

vb: IR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cardinaliteit

A

|V| = #V = aantal elementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

element van

A

x ∈ V of x ∉ V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gelijkheid

A

V = W

de elementen zijn idem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

deelverzameling

A

(W ⊂ V of W ⊆ V )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verchil

A

V \ W

elementen van V die niet tot W behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

doorsnede

A

(V ∩ W )

elementen zowel in V EN W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Unie

A

(V ∪ W )

elementen ofwel in V OF W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(cartesisch) product

A

V x W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Natuurlijke getallen

A

N = {0,1,2,3,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de gehele getallen

A

Z = {…,-3,-2,-1,0,1,2,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rationele getallen

A

Q = {½, -0.345,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Te bewijzen: ∑(i = 1, n) i = 1 + 2 + … + n = n(n+1)/2

voor alle n-waarden element van N

A

zie pagina 8 boek of dia 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reële getallen

A

IR = {√2,pi,…)

{reële getallen} = { rationale getallen } ∪ { irrationale getallen }

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

getallenrechte

A

een geijkte rechten met 2 punten; O en E waarop alle gehele en rationele getallen kunnen op worden voorgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bewijs dat √2 geen rationeel getal is

A

Pythagoras (rode driehoek): x² = 1² + 1² = 2 => x = √2

Bewijs uit het ongerijmde:

Stel x = p/q in een onvereenvoudigbare vorm

√2 = p/q

=> (√2)² = p²/q²

=> 2 = p²/q²

=> p² = 2q²

=> we weten dus dat p een even getal is, we noteren p even als ‘2m’

=> 4m² = p = 2q²

=> q² = 2m² (beide leden delen door 2)

=> q is ook een even getal

=> tegenstrijdigheid; p/q zou moeten onvereenvoudigbaar zijn

17
Q

rationeel en irrationeel

A

rationeel is eindig of oneindig maar herhalend, rationeel niet herhalend

18
Q

Als een verzameling V ⊆ R naar boven (resp. beneden) begrensd is, dan?

A

heeft de verzameling van de bovengrenzen (resp. benedengrenzen) een kleinste (resp. grootste) element.

Bewijs:

zie dia 13

19
Q

Supremum en Infimum

A

V naar boven begrensd : kleinste bovengrens is sup V .
V naar beneden begrensd : grootste ondergrens is inf V .
Voorbeeld :
V =]a, b[. Dan sup V = b en inf V = a.
V = { n+1/n | n ∈ N∗}. Dan sup V = 2 en inf V = 1.