H 4 begrippen (niet medicatie specifiek) Flashcards

1
Q

Stoffen met het doel om het denken, voelen, willen en handelen te beinvloeden

A

Psychotrope stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

… gaat over het kijken naar wat het lichaam doet met een geneesmiddel. De belangrijkste (4) processen zijn …

A

Farmacokenetiek
1. absorptie
2. verdeling
3. metabolisme
4. uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De maat voor metabolisme en uitscheiding

A

Halfwaardetijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Halfwaardetijd

A

De tijd die nodig is om de concentratie van het geneesmiddel in het bloed tot de helft terug te dringen

metabolisme en uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De effecten van een geneesmiddel in het lichaam

A

farmaco dynamiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De relatie tussen de hoeveelheid van een stof in het lichaam & het effect ervan

A

Dosis-Responsecurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De lijn tussen de effectieve concentratie in van een middel in het bloed & de toxische bloedspiegel liggen dicht bij elkaar

A

Smalle therapeutische index

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly