H 1.2 Flashcards
locus
loci de plaats
flamma
flammae de vlam
oraculum
oracili het orakel
grex
gregis m de kudde
pastor
pastoris m de herder
parentes
parentum m.mv de ouders
rex
regis de koning
regia
regiae het paleis
regina
regiae de konigin
regnum
regni het koninkrijk
vates
vatis m de waarzegger
summus
~a,~um het hoogste van
cogitare
~o,cogitavi,cogitatum (na)denken
dare
~o,dedi,datum geven
abdere
~o,abdidi,abditum verbergen
properare
~o,properavi,properatum zich hasten
audere
~eo,ausus sum
DURVEN
flere
~eo,flevi,fletum wenen
iubere
~eo,iussi,iussum bevelen
ponere
~o,posui,positum plaatsen
occidere
~o,occidi,occisum doden
inquit
~it,inquid,- hij/zij zegt
primum of primo
(bijwoord) eerst
aut
(nevenschikkens vgw.) of
enim
(nevenschikkend vgw.) want
quamquam
(nevenschikkend vgw.) hoewel
ubi
(nevenschikkend vgw.) toen ,wanneer