bijwoorden Flashcards
1
Q
diende
A
bijwoord vervolgens
2
Q
denique
A
bijwoord ten slotte
3
Q
donum
A
bijwoord naar huis
4
Q
etiam
A
bijwoord ook zelfs
5
Q
hic
A
bijwoord hier
6
Q
iam
A
bijwoord al dadelijk
7
Q
ibi
A
bijwoord daar
8
Q
ideo
A
bijwoord daarom
9
Q
ita
A
bijwoord zo
10
Q
itaque
A
bijwoord daarom en zo
11
Q
maxime
A
bijwoord erg vooral
12
Q
ne…quidem
A
bijwoord zelfs niet
13
Q
nodum
A
bijwoord nag niet
14
Q
nuper
A
bijwoord onlangs
15
Q
omnio
A
bijwoord helemaal