Groupe 3: verbes en -re Flashcards
zich gedragen
se conduire
bouwen
construire
koken, bakken
cuire
vernietigen
detruire
instrijken
enduire
opleiden
instruire
inleiden
introduire
procuderen
produire
terugbrengen
reconduire
reduceren
reduire
verleiden
seduire
vertalen
traduire
verwarren
confondre
wachten
attendre
overeenkomen, corresponderen
correspondre
verbieden, verdedigen
défendre
afhangen (van)
dépendre (de)
naar beneden gaan, uistappen
descendre
ontspannen
détendre
horen
entendre
(ver)spreiden
étendre
splijten
fendre
bjiten
mordre
ophangen
pendre
verliezen
perdre
beweren
prétendre
teruggeven
rendre
antwoorden
répondre
opschorten, ophangen
suspendre
strekken, reiken
tendre
wringen
tordre
verkopen
vendre
bereiken
atteindre
dwingen
contraindre
vrezen
craindre
overtreden
enfreindre
(uit)doven
(s’)éteindre
veinzen
feindre
bereiken, samenvoegen
joindre
beklagen
plaindre
klagen (over)
se plaindre (de)
zich voegen bij
rejoindre
verven
teindre