Groei en ontwikkeling Flashcards

1
Q

Welke drie maten moet je meten voor een goed resultaat van de groei?

A

Lengte, gewicht en hoofdomtrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor factoren kunnen de lengtegroei beïnvloeden?

A

Genetische factoren, hormonen, voeding, psychosociale factoren, hygiëne, leefomstandigheden etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De motorische ontwikkeling van een kind is een discontine verlopend proces, echter zit er wel een volgorde qua ontwikkeling.
De drie ontwikkelingspunten zijn:
van grof naar fijn(1), van proximaal naar distaal(2) en van craniaal naar caudaal(3). Zet deze drie punten in de goede volgorde.

A

2-3-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke factor is belangrijk bij de houdingscontrole?

A

Het visuele systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een voorwaarde voor het verfijnen van reikbewegingen?

A

Voldoende houdingscontrole van de rugspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de peuterpuberteit?

A

Binnen drie jaar gaat een peuter lopen, praten, ontwikkelt het kind zijn eigen wil, zijn ‘ik’ en zijn sociale vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke ontwikkelingen vinden tussen 1 tot 4 jaar plaats?

A

Er vindt een snelle groei en ontwikkeling plaats van het lichaam en organen. Ook het gebit breekt door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Door welk hersendeel wordt de spraak- en taalontwikkeling gestimuleerd?

A

Door de cortex cerebri in de dominante hersenhelft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke 4 fasen bestaat de prelinguale fase in het eerste levensjaar?

A
  1. Huilen
  2. Vocaliseren
  3. Vocaal spel
  4. Brabbelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurd er in de vroeglinguale fase?

A

Het kind gaat zijn eerste woorden maken, die nog weinig tot geen betekenis hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurd er in de differentiatiefase?

A

Productie van tweewoordszinnen, kinderen gaan langzaam begrijpen dat er volgorde en betekenis in woorden zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurd er tijdens de voltooiingsfase?

A

Taalgebruik verbeterd zodanig dat het kind “volwassen” taalgebruik toepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er met het zenuwstelsel tijdens de periode van het schoolkind?

A

Er ontstaan steeds meer axonen (uitlopers) van neuronen. Ook ontstaan er steeds meer gliacellen en myeline om en rondom zenuwvezels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly