Grieks 175 Flashcards
1
Q
gisteren
A
echthes
2
Q
vandaag
A
simera
3
Q
morgen
A
avrio
4
Q
overmorgen
A
methavrio
5
Q
maandag
A
deftera
6
Q
dinsdag
A
triti
7
Q
woensdag
A
tetarti
8
Q
donderdag
A
pempti
9
Q
vrijdag
A
paraskevi
10
Q
zaterdag
A
savvato
11
Q
zondag
A
kyriaki
12
Q
morgen is het zaterdag
A
avrio einai savvato
13
Q
leven
A
zo
14
Q
vrouw
A
gynaika
15
Q
man
A
andras
16
Q
liefde
A
agapi
17
Q
vriendje
A
filos
18
Q
vriendin
A
fili
19
Q
vriend
A
filos
20
Q
kus
A
fili
21
Q
seks
A
sex
22
Q
kind
A
paidi
23
Q
baby
A
moro
24
Q
meisje
A
koritsi
25
jongen
agori
26
ma
mama
27
pa
bampas
28
moeder
mitera
29
vader
pateras
30
ouders
goneis
31
zoon
gios
32
dochter
kori
33
zusje
mikri aderfi
34
broertje
mikros aderfos
35
zus
megali aderfi
36
broer
megalos aderfos
37
staan
stekomai
38
zitten
kathomai
39
liggen
xaplono
40
sluiten
kleino
41
openen
anoigo
42
verliezen
chano
43
winnen
kerdizo
44
sterven
pethaino
45
leven
zo
46
inschakelen
anavo
47
uitschakelen
svino
48
vermoorden
skotono
49
verwonden
travmatizo
50
aanraken
angizo
