Grammatica - Bijvoeglijk/Aanwijzend Naamwoord Flashcards
0
Q
Nominatief mannelijk - een man
A
Ein Mann
1
Q
Nominatief mannelijk - de man
A
Der Mann
2
Q
Nominatief vrouwelijk - de vrouw
A
Die Frau
3
Q
Nominatief vrouwelijk - een vrouw
A
Eine Frau
4
Q
Nominatief onzijdig - het kind
A
Das Kind
5
Q
Nominatief onzijdig - een kind
A
Ein Kind
6
Q
Nominatief meervoud - de mensen
A
Die Leute
7
Q
Nominatief meervoud - mensen
A
Leute
8
Q
Mannelijk enkelvoud - deze jongen
A
Dieser Junge
9
Q
Mannelijk meervoud - deze jongens
A
Diese Jungen
10
Q
Vrouwelijk enkelvoud - deze vrouw
A
Diese Frau
11
Q
Vrouwelijk meervoud - deze vrouwen
A
Diese Frauen
12
Q
Onzijdig enkelvoud - dit kind
A
Dieses Kind
13
Q
Onzijdig meervoud - die kinderen
A
Diese Kinder