Grammar Flashcards

1
Q

Posessive Pronouns

A

my - mijn; your - je / (stressed) jouw / (formal) uw;
his - zijn; her - haar; its - zijn
our - ons/onze; your - jullie/je; their = hun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Perfectum - Perfectum

A

perfectum = een combinatie van twee verba:
verbum 1 = auxiliair = een vorm van hebben of zijn
verbum 2 = participium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Perfectum - Verba met zijn

A

In het perfectum gebruiken we bij deze verba altijd een vorm van zijn.

zijn, gaan, komen, blijven, worden, beginnen, stoppen, gebeuren, verandering, trouwen, slagen, zakken, stijgen, dalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Perfectum - Regelmatige verba

A

Participium = ge + stam + t of d

Kijk naar de consonanten in het woord:
s o f t k e t c h u p x (niet vowels)

Kijk naar de stam van het verbum.

Is de laatste letter van de stam een van deze consonanten?
Dan is het participium ge + stam + t

Is de laatste letter een andere consonant of een vocaal?
Dan is het participium ge + stam + d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Perfectum - Onregelmatige verba zonder (extra) ge- in het participium:

A

gebeuren, beginnen, ontmoeten, herhalen, vertellen, ervaren

Als een verbum begint met een van de volgende syllabes:
ge-, be-, ont-, her-, ver-, er-, dan begint het participium met dezelfde syllabe.
Het participium krijgt dus geen (extra) syllabe ge- aan het begin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Perfectum - Onregelmatige verba

A

Veel verba zijn onregelmatig. Bij deze verba kunt u de vorm van het participium
niet zelf maken. Zoek de goede vorm op in de lijst op blz. 268 en leer de vormen
van veel gebruikte verba uit uw hoofd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zinsbow

A

4 opties: 1) Hoofdzin, 2) Hoofdzin met inversie, 3) Open Vraag, 4) Gesloten vraag (ja/nee)

1) Hoofdzin: subject + finiete verbum + rest
Onze dochter + was + drie jaar.

2) Hoofdzin met inversie: inversie command + finiete verbum + subject + rest
Sinds onze reis + hebben + we + meer vertouwen.

3) Open vraag: interrogatief + finiete verbum + subject + rest
Hoe + heb + je + je droom waargemaakt?

4) Gesloten vraag (ja/nee): finiete verbum + subject + rest
Heeft + u + een droom?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volgorde van de adverbia in een zin

A

tijd + manier + plaats
Ik ga morgen (tijd) met de trein (manier) naar Amsterdam (plaats)
Morgen (tijd) ga ik met de trein (manier) naar Amsterdam (plaats)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inversion

A

Normal order: Subject - Verb - Rest (Ik eet een appel.)
Inversion rule: If a sentence starts with an adverbial phrase → Verb comes before Subject (Morgen eet ik een appel.)
Formula: [Adverbial phrase] + Verb + Subject + Rest
Questions: Verb always comes before Subject (Heb je een appel?)
Applies to: Adverbs of time, manner, place, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly