gpr COPY Flashcards

1
Q

Leg uit: de historische benadering is een metajuridische benadering

A
  • Elke maatschappij zoekt naar betere en verfijnde afspraken en sancties om als groep mensen beter naast elkaar te leven
  • Welke weg is er afgelegd om tot het huidige te komen? -webestuderenhetrechtindemeestbredezinvanuiteenandere wetenschap
    > rechtseconomie > rechtsfilosofie
    > rechtssociologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen gerechterlijk en juridisch?

A
  • Juridisch = het recht is zijn meest brede betekenis
  • gerechterlijk = het heeft te maken met de rechtbank
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen privaatrecht en publiekrecht?

A

Privaatrecht= horizontale verhouding, onderlinge afspraken publiekrecht= verticale verhouding, machtsafspraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een sanctie?

A

Elke gevolgen die een recht koppelt aan gebeurtenissen sanctie is veel meer dan alleen straffen bv: interest betalen aan een bank voor elke dag dat je te laat bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is positief recht?

A

Wat op een concrete plaats op een concreet moment de concrete regel is (plaats en tijdsgebonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom was de HISTORISCHE RECHTSSCHULE zo belangrijk? + wie?

A
  • Carl Friedrich von Savigny
    -> Recht is de uitdrukking van de cultuur en vertelt wat het volk wilt, het recht kan je niet los zien van een bepaalde bevolkings- groep (VOLKGEIST)
    -> resultant van een historische evolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er bedoeld met: we moeten uit het juridisch paradigma stappen?

A

Men moet kijken naar de brede context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent NEMO CENSETUR IGNORARE LEGEM

A

Niemand wordt geacht de wet niet de kennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geschiedenis kan helpen op heuristiek vlak & voor interpretatie, leg uit

A

= De wetenschap van het zoeken en vinden, houdt zich bezig met bronnen
- reden van wet
- aanpassingen aan wet
rechtshistorici gaan eerder kijken naar andere wetgeving, recht- spraak en rechtsleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit:
Tempus regit actum Locus regit actum locus regit formam acti

A
  • De tijd regelt de akte
  • De plaats regelt de akte
  • De plaats regelt de vorm van de akte
    > Verdere evolutie van een bepaalde regel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Historische expertise kan ook gevraagd worden in de rechtbank, hoe?

A

Bv: Negationisme, ontkennen van de Holocaust is strafbaar -> rechtshistoricus kan uitleggen
bv: Joegoslaviëtribunaal, persoon werd veroordeeld in het Inter- nationaal Strafhof, de voorzitters wisten niets over deze oorlog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg de wetshistoriek van deze documenten uit: wetsontwerp, memorie van toelichting, advies van afdeling…, verslag van par- lementaire commissie, amendementen.

A
  • wetsontwerp: gaat uit van de regering
  • wetsvoorstel gaat uit van het parlement of parlementsleden
  • memorie van toelichting: wetsontwerp verklaring waarom ze deze wet willen
  • advies van Raad van State: verplicht voor wetsontwerp
  • verslag van parlementaire commissie: zorgen dat de tekst van de wet beter wordt
  • amendementen: in het parlement willen 1 of meerdere leden iets veranderen of verbeteren aan de wet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe dient het recht dan de geschiedenis?

A

De geschiedenis kan pas wetenschappelijk verantwoord zijn door bronnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen formele en materiële rechtsbronnen?

A

Formele:
- de wet (formeel: vorm & materieel: inhoud met algemene toepassing)
- rechtspraak
- rechtsleer (geleerden schrijven een mening)
- algemene rechtsbeginselen
- gewoonterecht
Materieel:
inhoud van ons recht, bv: de goeder trouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer startte de Franse revolutie en wanneer werden de Bastiën bestormt?

A
  • 1789
  • 14 juni 1789
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer begon de Belgische revolutie?

A

1830

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen materiële en formele continuïteit?

A

Materieel= hetzelfde probleem wordt steeds op dezelfde manier opgelost maar door een andere instelling, bv: armenzorg van kerk naar staat
Formeel= wettelijk verandert er niks maar in de werkelijkheid wel. bv: vroeger waren schuttersgilden zeer belangrijk, nu zijn zij slechts folkloristische gezelschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe zit het dan met continuïteit (progressief) en conservatisme (= bewaren) op micro en macro- vlak?

A

MICRO:
juridisch gezien kunnen we vaak meerdere standpunten innemen (goed als slecht verdedigen)
MACRO:
vanuit een ideologie kan men een wet aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het verschil tussen wettelijk en werkelijk land?

A

Wettelijk= er is een wettekst die iets bepaald
werkelijk= dit is zo in de realiteit
bv: doodstraf stond heel lang in de wet maar deze werd lang niet meer uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Leg uit Clio als Prostituee.

A

Clio= geschiedenis
Prostituee= gebruikt en misbruikt
De geschiedenis kan altijd worden gemanipuleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Papier is gewillig, wat wordt hiermee bedoeld?

A

Je kan schrijven wat je wilt, de realiteit kan anders zijn. bv: moord -> er zijn er niet meer of minder na de wet.
=> we kijken naar law in action

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer kwam de Magna Charta tot stand?

A

1215

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarom kwam de Magna Charta tot stand?

A

Jan zonder land werd verslagen en moest terug maar Engeland. De heren moesten belastingen aan hem betalen, ze besloten besloten hun wensen neer te schrijven over maatschappij. Maa- tregel tegen willekeur van de vorst -> verduidelijking van op welke feite, welke straffen staan. 1 van belangrijkste grondwetten. Maar hij volgde dit niet echt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is intrinsieke waarde en welke tekst heeft dit?

A

Intrinsieke waarden= ideeën in de tekst, deze zijn blijven bestaan. Magna Charta
later dook deze tekst opnieuw op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is intrinsieke waarde en welke tekst heeft dit?

A

Intrinsieke waarden= ideeën in de tekst, deze zijn blijven bestaan. Magna Charta
later dook deze tekst opnieuw op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is constitutioneel recht?

A

Recht inzake de staat als organisatorisch verband. Het heeft be- trekking op de organen van de staat, op de instelling ervan, hun bevoegdheden, hun verhouding tot elkaar en die tot de burgers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wanneer werd de Gentse Rijksuniversiteit opgericht?

A

1817

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Vanaf wanneer komen men lessen in het Nederlands volgen?

A

1930

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer werd de universiteit Gent autonoom?

A

In 1991 -> eigen denken en schrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Politiek wordt gezien als macht, leg dit uit binnen onze maatschappij.

A

De overheid heeft een machtsmonopolie in elke relatie wordt er macht uitgeoefend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is gezag tegenover macht?

A

Gelimiteerde macht, we aanvaarden dit en respecteren het

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is gezag tegenover macht?

A

Gelimiteerde macht, we aanvaarden dit en respecteren het.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het verband tussen politiek en publiekrecht?

A

Een legitiem gezag kan kan het recht inzetten om de bestaande machtsverhoudingen te verankeren en bij te sturen. => publiekrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat betekent politiek + geef een positieve en negatieve kant van politiek

A

= Staatkunde
de kennis en de kunst om de samenleving te organiseren + streeft naar rechtvaardigheid & het goede voor iedereen - het is een spel waarin kennis, netwerken, psychologisch doorzicht… ingezet worden om meer macht te verwerven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat gebeurt er met politieke misdrijven?

A

Behandelt door Hof van Assisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

De grondwet omvat 2 soorten bepalingen, welke?

A
  • Het staatsrecht: organisatie van de staat
  • Fundamentele rechten: grondrechten of mensenrechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat omvat het publiekrecht?

A
  • de grondwet - strafrecht
  • fiscaal recht …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Kan een rechtsfeit of rechtshandeling zowel publiek- als privaatrechtelijk zijn?

A

Ja, bv: wil je een stuk grond verkopen? Dan ga je bij de notaris (publiek) maar bepaalt wel vrij de prijs (privaat) en wordt daarop belast (publiek)
=> geen absolute scheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is dan het DOEL het publiekrechtelijke en privaatrechtelijke dan toch te scheiden?

A
  • bevoegde rechtbank
  • terminologie, bv: concessie:
    publiekrecht= huur openbaar domein economisch recht= concessiehouder (autosector) - denkcategorieën :
    publiek= strikt interpreteren
    privaat= de goede trouw
    => DOEL
    publiek= het openbaar nut
    privaat= komen enkelingen of groepen ten goede.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Is eis tot schadevergoeding, publiekrechtelijk of privaatrechtelijk?

A

Privaatrechtelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Als de overheid een huis koopt, voor een publiek doel, is dit dan privaatrechtelijk of publiekrechtelijk

A

Privaatrechtelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat mag de staat wel en de rest van de bevolking niet?

A

Geweld gebruiken -> machts- of geweldmonopolie
bv: de overheid kan zijn publiekrecht afdwingen en de burger heeft niets te zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Vanaf wanneer handelt degene in functie van de overheid/ als een overheid?

A

Wanneer je een derden bindende beslissing neemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Kan een onderneming in privaatrecht ook publiekrechtelijke beslissingen nemen?

A

Ja, bv: uitbater van Zaventem is een onderneming in privaatrecht, deze besliste de grootte van de bagages -> derden bindende beslissing -> publiekrecht (kan procederen via Raad van State).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Ontstaan van het publiekrecht in het romeins recht (ius publicum) THEORETISCH

A
  • Geen onderscheid tussen rechtstakken
    -> wel onderscheid tussen regeling publiek en privaat nut.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Ontstaan van het publiekrecht in de Middeleeuwen (Isodorus van Sevilla & Gratianus)
THEORETISCH

A

Isodorus van Sevilla:
- maakte een onderscheid tussen privaat en publiek nut
- ontwikkeling in de kerk
Gratianus:
- dacht na over wat een wet moest zijn
Lex= een regel die we maken voor algemeen belang, publiek belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Ontstaan van het publiekrecht in de vroegmoderne tijd THEORETISCH

A

Vanuit het kerkelijk recht wordt de term publiek overgenomen in het wereldlijk recht
droit public= door de overheid opgelegd (koning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wanneer is bij ons het onderscheid tussen publiekrecht en privaa- trecht ontstaan?
(16e eeuw- Philips Wielant, 17e eeuw- Antonio Perez & 18e eeuw- Eerste Leerstoel)
THEORETISCH

A

16e eeuw= beschreef ons recht met de termen uit het Romeins recht -> gelatiniseerd= rechtsjargon
gebruikte en vermelde voor het eerst ‘publiekrecht’
17e eeuw= schrijft volledig boek over publiekrecht, voor geleerden is er al een onderscheid
18e eeuw= vak aan universiteit Leuven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Leg uit waar de patrimoniumgedachten voor zorgden op vlak van onderscheid tussen privaat en publiek?

A

Er ontstaat wel een idee van onderscheid maar in werkelijkheid is er slechts 1 recht op iedereen van toepassing:
-> de publieke macht wordt beschouwd als privaat bezit
(koning, internationaal huwelijk, feodaliteit = allemaal over macht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Leg de Blijde Intrede uit

A

e graaf van Vlaanderen en de Hertog in Brabant werden automa- tisch aangeduid door erfopvolging:
Vlaanderen-> nieuwe graaf bezoekt elke belangrijke stad (eu- charistieviering dan naar de markt op het podium) volksvertegenwoordiging belooft de graaf goed te dienen, graaf belooft bescherming en respect voor hun rechten
-> niets op papier
In het hertogdom van Brabant moest de nieuwe graaf een docu- ment hierover tekenen
=> verdragsmonarchie (splitsing publiek & privaat)
=> voorloper van onze grondwet
=> beloven land heel en ongescheiden te houden -> eerste regel van publiekrecht, beperking op patrimonium gedachte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Hoe zit het met het onderscheid tussen privaat en publiek bij geleerd recht?

A

Je had vroeger het Romeins of Canoniek recht waaruit je moest kiezen:
Civilisten= bestuderen C.I.C. van Justinianus
Canonisten= bestuderen C.I.Can van de kerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Uit welke delen bestaat de C.I.C.?

A
  • personenzaken
  • zaken
  • wijze waarop zaken verhandeld worden
  • manier waarop over dit alles moet geprocedeerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Waarvoor gebruikten de vorsten de juristen in de late Mid- deleeuwen en de Vroegmoderne tijd?

A

Vorsten zien het recht als een middel om meer macht te verkrijgen. Het gewoonterecht (nooit geschreven) zal hij zodanig aanpassen en codificeren waardoor de bevolking deze regels wel moet vol- gen -> machtsbevestiging en machtsuitbreiding. Wil van de vorst is wet -> veel aanpassingen in strafrecht -> werking van het bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is tiranside?

A

De bevolking mag een vorst vermoorden van zodra deze zich gedraagt als een tiran

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Termen veranderen in de tijd: rechter
of worden duidelijker:
natie
staat volk

A
  • rechter= heeft de leiding over rechtbank (nu). In de mid- deleeuwen vertegenwoordigde deze persoon de vorst, hij ar- resteerde mensen en riep de rechtbank samen. Zorgde ook voor de verkondiging van rechtsregels. -> nu: Openbaar Ministerie
  • natie= van nature, een groep mensen. Volk dat dezelfde geschiedenis heeft en dezelfde taal spreekt. Het land krijgt de macht van zijn volk
  • staat= toestand van de openbare staat. Kenmerken: 1. Er moet een grondgebied zijn. 2. Er moet een volk wonen en er moet een gezag zijn. 3. Deze staat moet worden erkend door andere staten. - volk= etnologisch begrip, niet juridisch. -> NIET = bevolking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Waardoor wordt recht bepaald?

A
  • politiek klimaat - cultuur
  • klimaat
  • taal
  • toeval (common law= geen romeins recht) => nooit perfect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Jurist kan conservatief of progressief denken, leg uit.

A

Conservatief= niet te veel aan veranderen
progressief, bv: Ruth Bader Ginsbrug= als vrouw kon zij nergens heen met haar rechten diploma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Leg uit speerpuntfunctie & dekmantelfuntie.

A

Speerpuntfunctie= positief recht zorgt voor sturing en verandering dekmantelfunctie= positief recht ordent de maatschappij, stabiliseert en confirmeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is het corpus luris civilis?

A

Belangrijkste juridisch werk, dit wordt later gebruikt om ons rechtssysteem te baseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat is déclaration des droits de l’homme?

A

Na aanleiding van Franse revolutie (1799), rechten voor mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat is feodaliteit?

A

Systeem van leenmannen en leenheren. In ruil voor grond en beschermingen zullen zij mee oorlog voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat is rechtsarcheologie?

A

Focust op materiële zaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat is rechtsiconografie?

A

Representatie van het recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Iemand de duimschroeven aandraaien.

A

Iemand onder druk zetten zodat hij/zij zal praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Iemand vogelvrij verklaren.

A

Iemand vrijlaten maar als deze dood wordt geschoten dan zal diegene niet worden veroordeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

De vuurproef doorstaan.

A

Een zware, lange, moeilijke proef doorstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Zichzelf aan de galg praten.

A

Zo loslippig over eigen daden praten dat je zelf wordt opgepakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Iemand het vuur aan de schenen leggen.

A

Het iemand moeilijk maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Leg volgende begrippen uit: specialisering, globalisering, soev- ereiniteit, ascending, descending.

A

Specialisering= er zijn zeer veel nieuwe rechtstakken ontstaan. Globalisering= het recht wordt meer en meer beïnvloed door inspiratie van buitenaf.
Soevereiniteit= dit was een persoonlijk recht van de vorst. Soevereine staat=staat die op zichzelf staat.
Ascending= macht komt voort uit de natie/het volk, misbruik-> afzetten
Descending= vorst heeft alle inspraak, volk moet regels zoals de vorst het zegt volgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Waarom accepteren mensen gezag? 3 redenen

A
  • Charismatische legitimatie: uitstraling van een persoon -> opvolging is niet gegarandeerd (bv: Hitler)
  • Traditionele legitimatie: aanvaardt uit traditie, geen opvolger?
  • Rationele legitimatie: macht wordt gelegitimeerd door algemeen geldende regels
    => verweven met elkaar + PROPAGANDA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is de codex Hammoerabi?

A

Ontwikkeld in 18de eeuw v.Chr., we zien koning Hammoerabi en de zonnengod, de zonnengod geeft het recht aan de Hammoerabi (één maker van het Perzische rijk) zodat hij over zijn rijk kan over- heersen. Het recht laten ze inbeitelen in de stenen. -> hoe zal de maatschappij moeten draaien, hoe worden straffen uitgevoerd? Straffen -> oog om oog, tand om tand. Je mag wraak nemen maar op hetzelfde niveau dan er leed was.
Het is een samenraapsel van allemaal principes = geen wetboek. Er zit geen focust in en het is gegroeid uit casussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Welke soort legitimatie is er nu+ welke was er vroeger?

A

Nu: rationele
Vroeger: traditionele= Gods wil is wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wie, wat, waar: oudste ‘rechttekst’?

A
  • oudheid: 2000 v.Chr.
  • vruchtbare halve maan
  • codex Hammoerabi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wanneer is een wetboek, een wetboek?

A

1) exhausief= volledig
2) materieel exhausief= alles voorzien is onmogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Is de codex van Hammoerabi een wetboek?

A

Nee -> niet systematisch en formeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat is de rol van de filosofen met betrekking tot de rechts- geschiedenis?

A

Zij zijn cruciaal en geven inspiratie om een staatssysteem te ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Wat was Socrates zijn visie over ‘recht’?

A

Justitie zou respect moeten hebben voor de wetten ongeacht hoe goed of slecht hij is -> gestorven door gifbeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Wat was Plato zijn visie over ‘recht’?

A

Recht is een creatie van de mens maar goddelijk geïn-
spireerd, mens moet zorgen voor bemiddeling tussen goden en maatschappij, veel aandacht voor aanhef van een wet -> betere interpretatie
> filosofen hebben het voor het zeggen= eerste klasse, werkende klasse & militaire klasse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Wat was Aristoteles zijn visie over ‘recht’

A

Filosofen zijn de belangrijkste -> wetten zijn een menselijke creatie maar men kan deze aanpassen en bekritiseren, stel dat de wetten geen wenselijke resultaten hebben dan kan de correctie toegepast worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Waarvoor waren filosofen een inspiratiebron?

A
  • oligarchie (Het Heilig Roomse Rijk, klein groepje die keizer aanduiden, cijnskiesstelsel)
  • monarchie (koning België, Hitler, Salazar -> potugal, Franco -> spanje…)
  • een democratie ( directe democratie = volk kan zelf de wet-
    ten opstellen: referenda, parlementsleden verkiezen = indirecte democratie) (populistisch = volk kiest iemand die alles voor het zeggen heeft) ( façadedemocratie = dit is enkel op papier, Chi- na en Rusland) (Vertegenwoordigings-democrtie = stemmen als vertegenwoordigen, partijen zijn van belang, we stemmen op partijen maar zij saboteren elkaar ook = particratie) (Formeel= op papier niet in werkelijkheid, materiële= wel degelijk inspraak van mensen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Wat is gewoonterecht?

A

De ongeschreven regel die overgedragen wordt van generatie op generatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Waarom zou men het gewoonterecht ook kunnen beschrijven als evolutief?

A

Het evolueert stil en het wekt de indruk steeds in beweging te zijn.

83
Q

Wat zijn de bestaansvoorwaarden van gewoonterecht?

A
  • objectief: herhaling
  • subjectief: dwang, er hangt een sanctie aan vast
  • variërend: verandert doorheen de tijd
  • geen noodzaak: een gewilde regel, door de maatschappij gedragen
84
Q

Geef 4 kenmerken van het gewoonterecht.

A
  • Ongeschreven
  • Moeilijk te bewijzen
  • Versnipperd: + past bij de eigen volksaard, maar zorgt voor conflicten bij mensen van verschillende gebieden:
    > recht is territoriaal
    > recht is gebonden aan een persoon
  • Typisch voor minder ontwikkelde maatschappij
85
Q

Leg uit: het gewoonte-publiekrecht.

A

De machthebber trekt rechten naar zich toe die hij niet heeft –> samenleving gelooft dat het zo hoort.

86
Q

Via welke kanalen wordt gewoonterecht gecreëerd?

A
  • Verhalen
  • Gebruiken
  • Verdragen
  • Goede zeden & billijkheid -> stuurt rechtsorde bij.
87
Q

Leg uit: gewoonte volgens de wet.

A

Herhaling geeft concrete vorm aan abstracte wettelijke regels.

88
Q

Leg uit: gewoonte naast de wet.

A

Bepaalt juridische verhoudingen die niet in de wet voorzien zijn en er ook niet tegen botsen.

89
Q

Waarom is het romeins recht niet zo van belang in het publiekrecht?

A

Gaat vooral over privaatrecht, we gebruiken wel dezelfde terminologie.

90
Q

Wat betekent IUS COMMUNE?

A

Gemeenschappelijk rechtsdenken, algemeen geleerd recht.

91
Q

Wanneer is Rome gesticht en hoe?

A
  • 7de eeuw voor onze jaartelling
  • nederzetting van bescheiden omvang [gesticht door Romerus]
92
Q

Wat is de spiegelstraf?

A

Bv: jij steekt mijn huis in brand dan mag ik het jouwe in brand steken.

93
Q

hoe zag de organisatie van het vroegere Rome eruit?

A
  • zeer sterk militair
  • basis van de maatschappij was de familia = familie + goederen (& slaven), pater familias beheerde dit.
94
Q

Beschrijf de koningstijd van Rome.

A

De koning heeft de militaire macht, het imperium, toch wordt dit beperkt door de libertates van de strijders, 3 standen:
- patriciërs: grondbezitters
- Plebejers: armen die vrij zijn
- Cliëntes: verbonden aan Patriciërs

95
Q

Hoe kwam het Romeins koninkrijk ten val?

A

Lucrezia wordt verkracht door de zoon van de laatste koning, haar echtgenoot (neef koning) was ook al niet tevreden over de koning -> opstand, Patriciërs zetten hem af.

96
Q

Rome wordt een republiek, leg uit.

A

in de Senaat zetelen de hoofden van enkele patricische families, geen verkiezingen, voor het leven (militaire dienst gedaan en magistraat zijn).
4 volksvergaderingen: 3 met Plebejers en patriciërs en 1 volk- sraad met plebejers
openbare functies vervuld door magistraten: (verkozen & onder principes: annualiteit & collegialiteit.

97
Q

Leg uit, annualiteit en collegialiteit.

A

Annualiteit= aangesteld voor 1 jaar
collegialiteit= meerdere aanduiden -> machtsmisbruik voorkomen & controleren.

98
Q

Welke soorten magistraten waren er in de republiek Rome?

A

> Priesters
Consuls : politieke en militaire macht (hebben maar 1 jaar en kunnen niet herkozen worden, moesten met 2 verkozen worden -> veto-recht, dictator werd door hen 6 maanden aangesteld om orde te schepen in noodsituaties)
Praetor: juridische macht
Censor: openbare orde
Quaestoren
aedielen: marktaangelegenheden
Volkstribunen: plebejen beschermen tegen Patriciërs
=> kunnen strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.

99
Q

Leg uit, lex curiata de imperio.

A

macht verdelen tussen mensen -> door comitia curiata.

100
Q

Geef de kenmerken van een republiek.

A
  • volkssoevereiniteit
  • gebondenheid aan het recht
  • bicameraal systeem: matigende senaat & echte volksvertegen- woordiging
    => gemene goed van allen.
101
Q

Wat zijn de rechtsbronnen in tijden van Romeins republiek?

A

Mos maiorum: ‘gewoonterecht’
twaalftafelenwet: (garandeert gelijkberechting van patriciërs en plebejers)
leges: afkomstig van comitia
piebisciet: oorspronkelijk enkel voor plebejers tot lex hortensia senatusconsulta: raadsbesluiten van senaat, enkel adviezen.

102
Q

Rome wordt een wereldrijk: er is sprake van moreel verval, leg uit.

A

het recht is te groot geworden, toevoeging praetor peregri- nus: geschillen tussen Romeinse burgers en vreemdelingen & vreemdelingen onderling
=> staatsgreep zorgt voor later keizerrijk.

103
Q

Hoe verliep het proces in tijden van het Romeins wereldrijk?

A
  1. praetor verleent een formule aan eisende partij
  2. met deze formule stapt de eiser naar de rechter (geen magistraat) als de feiten worden bewezen, wordt de formule toegepast.
104
Q

Waarom krijgen de praetors meer macht in het wereldrijk Rome?

A

In hun edicten schrijven ze steeds formules waardoor de bevolking naar de rechter kunnen stappen -> rechtsvorming (rechtspraak, ging op zoek naar leidende beginselen die aan de meeste recht- stelsels gemeen zijn).

105
Q

Wat betekent jurisprudentes?

A

Er wordt advies gevraagd aan juristen of partijen die het recht kennen.

106
Q

Na de republikeinse periode (Rome) volgen burgeroorlogen zich op.

A

Het keizerrijk wordt geboren, constitutio antoniana: verleent het burgerrecht aan bijna alle rijksinwoners, ook niet Romeinen -> rechtswetenschap komt tot toppunt van bloei.

107
Q

Welke rol vervulde de keizer in het keizerrijk?

A

De functies van consul, censor en tribuun, benoemt leden van de Senaat en bouwt een administratie uit met praefecti.

108
Q

Wat verandert er bij de formele bronnen tijdens de periode van keizerrijk?

A

Verdwijnen van groei van magistratenrecht (door eeuwig edict), gewoonterecht, oude leges en plebiscieten
keizer benoemt de senaat, senaat besluiten worden formeel bindend.

109
Q

Wat verandert er binnen het proces tijdens het keizerrijk?

A

De keizer is de hoogste autoriteit dus als men rechtszekerheid wilt zoeken, dat bij hem is
en anders stelt hij iemand anders aan die nog steeds onder hem staat (keizer= hoger beroep).

110
Q

Tijdens het keizerrijk worden juristenrecht en keizerrecht belangrijker, leg uit.

A

> Keizerrecht= wetten die door de keizer werden uitgesproken - edicten= algemene regels die de keizer uitvaart
- decreten= rechterlijk oordeel
- rescripten= als je met een vraag zit kan je aan de keizer een advies vragen
- mandaat= een bevel geven
Juristenrecht:
-juristen steunen de keizer maar ook particulieren
-ius respondendi = u mag burgers helpen
-rechtsscholen ontstaan -> meer juristen-> meer steun keizer -casuïstiek -> door casussen te bekijken, ontwikkeld het recht = klassiek romeins rechtwetenschap.

111
Q

Scheuring van het Romeinse rijk in West en Oost, hoe kwam dit en welke problemen komen er voor?

A

Het keizerrijk werd te groot, religieuze problemen (Christendom vs romeins geloof), grenzen kwamen onder druk, keizer veranderde constant (= andere regels) & economische crisis -> hongersnood ieder deel krijg eigen administratie, eigen inkomsten, eigen leger…

112
Q

Keizer Justinianus is een zeer belangrijk figuur, waarom?

A

Stelt orde op zaken en zorgt voor zeer veel codificatie religieus: ketterwetten
militair: veroveringen.

113
Q

Voor welke codificatie zorgde Justinianus?

A
  • codex justinianus vervangt codex theodosianus, keizerlijke con- stitutiones worden in een min of meer logische orde samenge- bracht (+ toevoeging Germaans gewoonterecht)
  • digesten of pandekten: geschriften van jurisprudentes samen
  • institutiones of elementa= leerboek geïnspireerd op werk van gaius
  • novellea constitutiones: tweede codex, keizerlijke wetten.
114
Q

Wie was Tribonianus en wat deed hij?

A

Leidde de commissie (codificatie onder Justinianus), riep een commentaar verbod af: geen discussie of speculatie -> moeilijk te geloven omdat mensen hier geen kennis van konden nemen.

115
Q

Wie was Justinianus?

A
  • geadopteerd door keizer Justinus
  • Theodora (prostituee) als vrouw
  • religieus: orthodox (maar 1 geloof mogelijk).
116
Q

Wat betekent het woord ‘KERK’?

A

Afgeleid uit het Grieks, betekent dat wat toebehoort aan de heer.

117
Q

Waarvan komt het woord église?

A

Uit het Grieks: verzameling.

118
Q

Wat is de structuur van de kerk?

A
  • er is recht
  • er is hiërarchie
119
Q

Wat is het edict van Milaan?

A

Constantijn voert de godsdienstvrijheid in.

120
Q

Wie was bij ons de belangrijkste Germaanse volksstam?

A

Sallische Franken & ribuarische Franken.

121
Q

Van zodra de Romeinen overgaan naar de Germanen spreekt men van een publiekrechtelijke achteruitgang, leg uit.

A

Romeinen hadden een keizerrijk -> verdwijnt, nu volkstammen met een gekozen koning
bureaucratie en ambtenaren in dienst -> verdwijnt, zien systeem als privaatbezit
Christendom -> verdwijnt, meerdere Goden.

122
Q

Hoe gedraagt de koning van de Germaanse stammen zich?

A
  • militaire leider
  • bestuurt in samenspraak met nobiles/ ouderen - moeten hun eigen onderhoud voorzien
  • houdt rekening met de costume/gewoonterecht
  • trekt rond.
123
Q

Bij de uitbouw van het Frankische Rijk wordt het territorium verdeeld, wat verandert er?

A
  • koningstitel wordt erfelijk
  • als men het rijk in gouwen verdeeld, staat daar aan het hoofd een graaf (grensgebieden= hertog, boven graaf)
  • onderlinge oorlogen.
124
Q

Wat gebeurt er met de kerk tijdens de Germaanse tijd?

A
  • kerk overleefd de ondergang
  • de kerk staat niet meer onder een keizer
  • is superieur en is de intellectuele elite: lezen en schrijven abten en bisschopen worden potentiële medewerkers van de Germaanse koning
    500 -> kerstening van Germaanse stammen.
125
Q

Waar lagen de eerste bisdommen bij ons?

A

Doornik, Kamerijk en Luik.

126
Q

Hoe zag het recht eruit bij de Franken?

A

Vooral gewoonterecht, tweedeling van Europa: Zuiden blijft sterk Romeinsrechtelijk & Noorden vooral gewoonterecht.

127
Q

Hoe ziet het recht eruit in het Zuiden ten tijden van de Franken?

A
  • Clovis legt Breviarium Alarici op: korte samenvatting van codex Theodosianus
  • volgens Germaans stamrecht veroordeeld en beoordeeld.
128
Q

Hoe ziet het recht in het Noorden eruit tijdens de periode van de Franken?

A
  • juridisch pluralisme
  • nood aan het optekenen van rechten= costumier recht
129
Q

Wat was de Lex Salica?

A
  • optekening van het Salische gewoonterecht
  • soort strafwetboek
  • tarieven, ‘boetes’: deel schadevergoeding & deel overheid - privaatrecht
  • voor de rest wordt geweld met geweld beantwoord
130
Q

Wie was Karl Eckhardt?

A
  • fanatieke nazi
  • bestudeerde Germaanse rechten
131
Q

Hoe was de Frankische staat georganiseerd? (WM, UM & RM

A
  • familiale clan
  • persoonlijke trouw aan vorst
  • Lex= Ewa, wetten zijn er altijd al geweest en zal er altijd zijn (niet gegeven)
  • WM: meiveld, zaken besluiten met gans het volk
  • UM: militaire vorst met charismatische legitimatie
  • RM: nobiles zullen meestal oordelen
132
Q

Leg de overgang van Merovingers naar Karolingers uit.

A

Hofmeier Pepijn de Korte grijpt de macht (huidige vorst in klooster gestoken), Pepijn wordt verdedigd door de paus na zijn hulp tegen de Longbarden & paus krijgt deel van Italië.

133
Q

Wat gebeurt er met het rijk na de dood van Pepijn?

A

Rijk wordt verdeeld in 2 maar Karel de Grote zorgt ervoor dat hij beide helften krijgt, Karel onderwerpt ook nog eens de Saksen en gaat een personele unie aan met de Langobarden (geen fusie, wel hetzelfde staatshoofd).

134
Q

Karel zorgt voor een alliantie tussen kerk en staat, hoe?

A
  • clerici in de administratie
  • bischoppen en abten met wereldlijke taken
  • koningskroning en keizerskroning
  • rol bij opvoeding
  • gronden in kerkelijke handen
  • kerkelijke tienden (1/3 armen, 1/3 pastoor, 1/3 kerkgebouw)
135
Q

Leg de Karolingische mythe uit.

A
  • Karel ende Elegast
  • 9 helden of 9 besten (= symboolfiguren)
136
Q

Wat waren de rechtsbronnen van het karolingisch recht?

A
  • costumen
  • capitularia (eigen wetgeving):
    > kerkelijk
    > wereldlijk= aanvullen (binnen bepaalde stam), nieuwe regeling, bevelen aan zendgraven
137
Q

Hoe zat het met de rechtspraak in het karolingisch recht?

A
  • mallus : 7 schepenen die zorgen voor orde
  • grote volksvertegenwoordiging 1 keer per jaar
  • koningsgerecht: zware misdrijven, koning zal zelf oordelen.
138
Q

Welk belangrijk aspect ontstond er in de karolingische tijd? en wat is het verschil met de merovingerse tijd?

A

Het leenstelsel
merovingers: vorst geeft giften aan vazallen
karolingers: vorst geeft giften in ruil sluiten de vazallen zich aan bij de koning
=> militaire, economische en sociale vooruitgang.

139
Q

Wat is een leencontract?

A

Een plechtige en wederkerige overeenkomst die leidt tot persoonlijke en zakelijke rechten-> verbintenissen.

140
Q

Hoe ziet het verloop van de formele belening eruit?

A
  • manschap: leenman gaat op de knieën met in elkaar gevouwen handen, mondelinge verklaringen = wederzijdse trouw aan de hand van een eed
  • belening= overgeven van het leengoed aan de leenman via een handelingssymbool, met zwaard op schouders of door een voorwerp symbool.
141
Q

Wat is de saisine?

A

Leenman/vazal heeft saisine gekregen, krijgt genot over het leen.

142
Q

Van waar komt de naam feod (feodaliteit)?

A

Oorspronkelijk: minderwaardige goederen
nu: goed dat in handen is van een vazal
noorden= leen

143
Q

Er zijn 3 verbintenissen aan het feodaal systeem, welke?

A
  • leenheer moet zijn vazal militair, politiek en juridisch beschermen en in zijn onderhoud voorzien
  • leenman moet bij aanvraag raad geven & in leenhof van heer zetelen (= consilium) leenman moet zijn leenheer bijstaan in mil- itaire context & financieel steunen:
    > losgeld voor leenheer
    > ridderslag van oudste zoon
    > huwelijk van oudste dochter
    > wanneer leenheer deelneemt aan kruisentocht (= auxilium)
  • wederkerig:
    > elkaar niet bekampen
    > niet uitdagen tot duel
    > niet beledigen
    > geen schade toebrengen
144
Q

Wat gebeurt er op het leenhof?

A

Voornamelijk rechtspraak & administratie:
- leenzaken
- eigenlijke afspraken
- oneigenlijke afspraken (waarvoor u naar de notaris zou gaan).

145
Q

Wanneer men inbreuken maakt op deze verbintenissen spreekt men van…
Zijn hier sancties op?

A
  • felonie
  • sancties:
    dit wordt behandeld in het leenhof (door uw gelijken) -> leenman voor leenhof van leenheer
    -> leenheer voor leenhof van bv: vorst
    > leen wordt omgezet in vrij goed (= allodium)
    > leen wordt afhankelijk van hogere leenheer
146
Q

Wat zijn enkele sanctie van felonie?

A
  • leenverbeurte: je raakt je leen voor een bepaalde periode kwijt (bewarend of uitvoerend)
  • buitengerechterlijk:
    leenmannen kunnen zelf hun leenbanden opschorten, ze moeten zich niet meer aan het contract houden wanneer de leenheer zich buitensporig gedraagt.
147
Q

Hoe zag de klassieke feodale periode eruit en van wanneer tot wanneer was die er?

A

1000-1300
- ontstaan onderbelening
- ontstaan opgedragen leen, men gaat zelf goederen belenen aan een machtiger iemand in ruil voor bescherming
- regionale vorsten slagen erin meer macht te verkrijgen -> maar ook dit mindert dan weer door plaatselijke heren (hebben rechten).

148
Q

Hoe is het graafschap van Vlaanderen ontstaan?

A

Geleidelijk aan krijgt de gouwgraaf ook macht van andere ge- bieden, hij wordt leenman van de Franse koning en van de Duitse.

149
Q

Het graafschap Vlaanderen wordt ingedeeld in wat door wie? en hoe werkt dit?

A
  • kasselrijen
  • Boudewijn IV
  • gerechtelijke en administratieve indeling
    -> kasteel waar de graaf monopolie op heeft, burggraaf voert rechtspraak en bestuurt in zijn naam.
150
Q

Waar in de kasselrij wordt er recht gesproken?

A
  • kasselrijschepenbanken
  • grafelijk leenhof
  • beide
151
Q

Wat was de grafelijke raad?

A

De graaf kwam samen met leenmannen om te spreken over de belangrijkste rechtspraken en de hoogste strafzaken worden hier behandeld.

152
Q

Wat gebeurt er vanaf de 13de eeuw met het systeem waarop de feodale banden rusten?

A
  • In de grafelijke raad zetelen er stilletjes aan meer om meer specialisten (economisten, juristen…).
153
Q

Wat zijn baljuws?

A

Dit zijn ambtenaren die benoemd worden door de graaf en ook een wedde van hem krijgen, hierdoor kan de graaf de burggraven opnieuw kopen en deze in handen geven van de baljuws.

154
Q

Wie was de eerste graaf van Vlaanderen?

A

Boudewijn I, verkreeg de macht zonder toestemming -> sliep met dochter van Franse koning.

155
Q

Tot wanneer blijft het leenrecht bestaan?

A

Tot de Franse revolutie

156
Q

Wat zijn positieve aspecten aan het leenrecht?

A

-1000-jarige geschiedenis
-privaatrechtelijke voordelen, een grote hoeve als u die verdeeld zullen al die zonen nauwelijks opbrengst hebben -publiekrechtelijke voordelen, weerstandrecht (opkomen tegen de soeverein als zijn eisen te hoog zijn)
-volksrecht, ook in het Nederlands (volkstaal)
-zelfs apart vak aan sommige universiteiten

157
Q

Wat was het verdrag van Verdun en wanneer was dit?

A

In 843
- het Rijk van Karel de Grote werd verdeeld onder zijn 3 kleinzo- nen:
> Lodewijk
> Karel II de Kale
> Lotharius I

158
Q

Hoe zit het met de Vlaamse graaf dat nu Boudewijn II is?

A
  • Breidt het graafschap uit door harde militaire aanpak - bouwt burchten voor orde en rust
159
Q

Waarin verschillen de heerlijkheden met het leenstelsel?

A
  • Leenstelsel: tussen rijken en minder rijken
  • heerlijkheden: tussen lokale machthebber en volk
160
Q

Wat is de inhoud van de heerlijkheden?

A
  • met hoge justitie:
    boete tot 60 pond
  • met middele justitie:
    boete tot 10 pond
  • met lage justitie:
    boete tot 3 pond (kleine overtredingen) - vrijstelling van fiscale lasten
161
Q

Hoe zijn de steden door horigen ontstaan?

A
  • Ze liepen weg van hun heer om vrij te zijn > recht is dichtbij
    > minder bescherming
162
Q

Wat is de oorzaak van de verandering in het etnisch recht?

A
  • Nomadisch > sedentair
  • bevolkingsgroepen huwen met elkaar.
163
Q

Hoe ontstond het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie?

A
  • Na verdrag van Verdun -> oostelijk deel
  • Ottoonse renaissance
  • Otto I De Grote laat zich tot keizer kronen door de Paus.
164
Q

Tot wanneer bestaat het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie?

A

962- 1806

165
Q

Wie waren Tier, Mainz & Keulen?

A
  • Bisschoppen
  • Samen met koning van Bogenen, Palsgraaf aan de Rein, Hertog van Saksen en de markgraaf van Brandenburg kozen zij een koning.
166
Q

Welke Duitse familie wordt verkozen door de Gouden Bul?

A

Habsburgers (bv: Karel V).

167
Q

Wat was de Gouden Bul?

A

De Gouden Bul van 1356 was een document dat in 1356 door keizer Karel IV werd uitgevaardigd om het kiezen van de Duitse koning of keizer van het Heilige Roomse Rijk te regelen.

168
Q

Reichsdeputationshauptschlus

A

Van 180 soevereine staten in het rijk naar 60.

169
Q

waarom en tussen wie was de 100 jarige oorlog?

A

Tussen Engeland en Frankrijk, er was een strijd om de Franse troon nadat Hugo Capet stierf.

170
Q

Wie was Jeanne D’arc?

A

Maagd van Orléans , zij verdrijft de Engelsen en verdedigt Frankrijk tot het einde -> men was bang van een vrouw in mannenkleren die troepen aanvoerde.

171
Q

Leg de Guldensporenslag uit

A

Tussen milities van het Graafschap Vlaanderen en het leger van de koning van Frankrijk (Vlaamse steden kozen namelijk de kant van Engeland) De graaf van Vlaanderen: Dampierre en Van Béthune verdrijven de Fransen.

172
Q

Wie was de eerste Bourgondische hertog die het graafschap bij zich weet te houden?

A

Filips de Stoute (jonge broer van Franse koning Karel V & hertog van Bourgondië) , hij trouwde namelijk met Margaretha (gravin van Vlaanderen).

173
Q

Wie was de zoon van Margaretha (Van Male) en Filips de Stoute? Wat deed hij?

A

Jan zonder Vrees, maar wordt vermoord door de toenmalige koning van Frankrijk.

174
Q

Wie volgde Jan zonder Vrees op?

A

Filips de Goede, hij breidde het gebied uit en maakt Vlaanderen nog welvarender (door Vlaams laken).

175
Q

Door wie werd Filips de Goede opgevolgd?

A

Door Karel de Stoute maar die werd op vroege leeftijd gedood op het slagveld door de Franse troepen.

176
Q

Door wie werd Karel de Stoute opgevolgd?

A

Door Maria van Bourgondië, zij huwt met Maximiliaan van Oostenrijk en maken samen het grootste rijk op dat moment.

177
Q

waarom kunnen we pas vanaf de late middeleeuwen spreken van een echte opleving van de steden?

A

De steden krijgen pas dan de iure stadsrechten.

178
Q

Welke zijn de oudste stadrechten?

A

Die van Hoei en Geraardsbergen.

179
Q

Wat wordt er bedoeld met stadrechten?

A

De stad wordt drager van rechten en plichten en dit wordt zwart op wit erkend-> nieuwe rechtspersoon
bij ons vanaf de 11de eeuw
zonder deze erkenning kon je geen stad zijn.

180
Q

Hoe zagen de steden er tijdens de late Middeleeuwen uit?

A
  • zeer veel economische macht
  • Ieper had het hoogste wereldlijke gebouw ter wereld
  • veel handel en kunst (bv: gebroeders van Eik)
  • stadswallen, grote marktpleinen en belforten= presentatie van stedelijk gezag
  • bevolkt en bestuurd door stadsburgers
  • bewoners hebben vrijheden in ruil voor trouw aan het graafschap - rechtsmacht op afgebakende gebieden die buiten de stadpoort kan reiken
181
Q

Wat houdt de erkenning van een stad in?

A

De graaf geeft een privilege, er is een interactie tussen de stad en de hogere macht (krijgen, kopen of bevechten hun rechten dit is de constitutie (hoe moet men een stad organiseren).

182
Q

Wat wordt er bedoeld met ‘stadsrecht breekt landrecht’?

A

Binnen de stad kunnen burgers hun eigen recht bepalen wat afwijkend kan zijn van het recht van de vorst.

183
Q

Deze stadrecht verschillen steeds van elkaar: er is een verschil tussen formeel en materieel stadrecht, wat is het verschil?

A

Formeel: een document op perkament, ook keure genoemd.
materieel: kan je zien als de grondwet, hoe werken de schepenbanken, hoe rechtspraak voeren, privaatrechtelijke rechten.

184
Q

Door wie wordt het stadsrecht verleent?

A

In de werkelijkheid wordt dit verleent door de Graaf van Vlaanderen (of andere heer) en Brabantse hertog (eigenlijk zouden zij hier machtiging voor moeten krijgen)
maar volgens het recht moest dit de keizer of de koning zijn: zij hebben namelijk het hoogste gezag.

185
Q

Hoe gaat het met de andere steden in Europa ivm het bestuur?

A

-Noord-Italië: erkennen geen hoger gezag
- Parijs: centraal gezag
- Vlaanderen en Brabant liggen ertussen: niet echt een centraal gezag maar wordt wel erkent
- Gent: stedelijk verzet, even een calvinistische republiek, toch haalt het centrale gezag van de Bourgondische hertogen het op de steden.

186
Q

Waarom worden Gentenaars ook wel stroppendragers genoemd?

A

Karel V liet hen bij wijze van exemplaire bestraffing, een zoge- naamde eerlijke betering, door de stad gaan met een strop om de hals. Ze hadden namelijk majesteitsschennis gepleegd.

187
Q

Hoe kwam het dat de Gentenaars een amende honorable moesten doen?

A

Jacob van Artevelde voerde wolhandel met Engeland, zelf tijdens de 100 jarige oorlog bleef hij dit doen ook wanneer het hem werd verboden, hierdoor werd hij vermoord tot grote ongenoegen van Filips
hij trekt ten strijden tegen de koning maar verliest.
Karel V heeft geld nodig voor oorlogsvoering en legt een belasting op (groot) zij weigeren dit , Karel V komt deze belasting ophalen en stuurt zijn leger, als boetedoening moeten zij bloothoofds, blootvoets en in hun onderhemd met een kaars in de hand en een strop rond de nek door de stad gaan. (God om vergeving vragen) => voortaan minder vrijheden.

188
Q

Wie en wat zijn stadspoorters?

A
  • ‘eerste burgers van steden’
  • vrije inwoner met rechten en plichten die kan deelnemen aan de politieke macht
  • niet altijd zeer rijk
  • buitenpoorters woonden buiten de stad (door groei van de stad).
189
Q

Hoe word je stadspoorter? Hoe verlies je dit?

A
  • kopen
  • huwen
  • erven
  • na een periode van woonst in de stad verlies:
  • verhuizen
  • misdrijf plegen
  • niet nakomen van plichten
190
Q

Wat zijn de voordelen aan stadspoorter zijn?

A
  • lid worden van schepenbank
  • beoordelen van gelijken (ook als u een misdrijf pleegt in een andere stad)
  • fiscale voordelen (belastingen niet betalen).
191
Q

Wie doet aan bestuur en rechtspraak in de steden?

A

Een college van meestal 7 schepenen al dan niet aangevuld met raad van gezworenen.
Deze schepenen zijn door de vorst aangesteld
meestal jaarlijks vervangen of hun functie wordt herbevestigd (verkiezingen of lotingen binnen eigen groep)
afhankelijk van economische en sociale evolutie zijn bepaalde groepen van de samenleving steeds vertegenwoordigd
> steeds een vertegenwoordiger van de koning aanwezig (baljuw/schout/meier).

192
Q

Door wie wordt het college (bestuur en rechtspraak in steden) voortgezet?

A

De burgemeester, vooral voor prestige.

193
Q

Wat is het gevolg van deze organisatie van bestuur en rechtspraak?

A

Vanaf de zestiende eeuw stijgt het percentage juristen,
tijdelijk aangestelde bestuurders worden al snel bijgestaan door vaste ambtenaren:
griffier, secretaris of pensionaris.

194
Q

Waarvoor is de baljuw belangrijk?

A
  • Adviseur bij uitstek voor aanstellen van nieuwe schepenen.
  • rekenplichtige opdrachten
  • maant de schepenbank
  • vervolgt en voert strafvonnissen uit
195
Q

Waarvoor staat het Brabants-Vlaams verdrag?

A

In 1339 tekende beide dit verdrag om te laten zien dat zij van dezelfde achtergrond en afkomst komen > unitair militair en economisch
- ééngemaakte munt
- arbitragecommissie, voor eventuele interpretatie- en andere geschillen
=> later sluit ook Holland en Zeeland zich bij dit verdrag aan (1340).

196
Q

Hoe zit het met de vorsten wanneer de macht verbrokkeld en verspreid over vorstendommen en heerlijkheden?
externe & interne soevereiniteit.

A

Externe soevereiniteit
- de opperste macht van de keizer is tot nul herleid, met beperkte voorrechten
- er is geen hogere macht dan de vorst
- kan gebied dus uitbreiden door oorlogen, huwelijken…
interne soevereiniteit:
- vorst beschouwt de heren en steden binnen zijn land als min- deren
- niet gebonden aan recht

197
Q

Leg het begrip regalia?

A
  • koninklijk voorrechten (probeert de vorst uit te breiden door te werken met juristen): rechten en privileges
    Juristen gaan lijsten opstellen en beroepen zich op de corpus iuris civilis
    [ook heren, graven en hertogen proberen zo meer macht te verkri- jgen]
  • koninklijke dingen: koningskroon, scepter….
198
Q

In de Late Middeleeuwen was er een strijd tussen kerkelijk en wereldlijk oppergezag, leg dit uit aan de hand van een voorbeeld.

A

Filips IV de Schone, wilt paus Bonifatius arresteren VIII en probeert Vlaanderen volledig te onderwerpen.
En krijgt steun van Clemens V en beslist om de tempeliers (= christelijke kruisridderorde) op te pakken en te verbranden, Filips de schone laat hun goederen confisqueren ( doet dit ook bij Joden maar zij werden wel getolereerd & bij de Lombarden zij waren namelijk rijk).

199
Q

Toch zijn er nog enkele elementen die de macht van de vorst iets beperken tijdens de Late Middeleeuwen, wat?

A
  • feodale gedachten, vazallen hebben een weerstandsrecht -economische machtige steden
  • topadel en topclerus , zij vormen samen met de vorst tot het hoogste beleidsorgaan.
200
Q

wat gebeurde er in 1302?

A
  • Guldensporenslag
  • Filips IV de schone had namelijk de graaf van Vlaanderen opgesloten in Frankrijk
  • het verzamelde leger van Vlaamse steden verslaan het ridder- leger van de Franse vorst
  • paarden van de Fransen zaten vast in de modder -> Belgen te voet overwinnen
  • sporen hangen uit in de kerk in Kortrijk.
201
Q

Wie schreef de leeuw van Vlaanderen?

A

Hendrik Conscience -> natiebesef.

202
Q

Leg het verdrag van Athis uit.

A

In 1305 kreeg Vlaanderen een flinke boete door de Gulden- sporenslag, in ruil voor een deel van dit grote bedrag krijgt Frankrijk een gebied, de rest wordt verdeeld onder de verschil- lende steden en kasselrijen = TRANSPORT VAN VLAANDEREN.

203
Q

De slag van Westrozebeke.

A

De Franse troepen verslagen Vlaanderen en branden Kortrijk plat en nemen hun sporen terug mee.

204
Q

Wat betekent constitutionalisme?

A
  • De samenstelling van een staat, samenspel van verschillende instellingen, organen van wetgeving bestuur en rechtspraak
  • Grondwet, de basistekst van een staat
    Nu: fundamentele rechten & basisopties van de staatsinrichting.