GPCR peptiderg Flashcards
aliskiren
renine TT analoog inhibitor
renine = aspartaat protease
slechts 1 amide binding -> betere orale BB maar nog steeds laag, wel voldoende hoge plasmalevels
ADR = diarree
sartanen
ARB
C- terminale deel van angiotensine II ‘nabootsen’ = peptide
antihypertensief, diabetische nefropathie, CV remodellering tegengaan
CI = zwangerschap!!!
lisinopril, captopril,..
ACEi
ACE = metalloprotease en dus gebruikt ZN2+ voor stabilisatie TT
-> ACEi = zink bindend ligand (fosfinaat, sulfhydryl(SH), carboxyalkyl, hydroxamaat)
CI= zwangerschap!!!!
desmopressine, terlipressine
ADH agonisten (vasopressine)
stabieler dan natuurlijk peptide ADH
gebruik bij: neurohypofysaire diabetes insipidus
tolvaptan
V2 antagonist -> meer waterkanaaltjes aanmaken
diuretisch effect maar geen invloed op elektrolyten balans
gebruik bij: chronisch hartfalen
atosiban
oxytocine antagonist
arbeid induceren bij vroegtijdig bevalling
veiliger dan beta 2 antagonisten (-> ADR= BC)
carbetocine
oxytosine agonist
voorkomt dat baarmoeder zal samentrekken = belangrijk bij keizersnede
PP bloedingen stoppen
arbeid verhogen