GPCR peptiderg Flashcards

1
Q

aliskiren

A

renine TT analoog inhibitor
renine = aspartaat protease
slechts 1 amide binding -> betere orale BB maar nog steeds laag, wel voldoende hoge plasmalevels
ADR = diarree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sartanen

A

ARB
C- terminale deel van angiotensine II ‘nabootsen’ = peptide
antihypertensief, diabetische nefropathie, CV remodellering tegengaan
CI = zwangerschap!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lisinopril, captopril,..

A

ACEi
ACE = metalloprotease en dus gebruikt ZN2+ voor stabilisatie TT
-> ACEi = zink bindend ligand (fosfinaat, sulfhydryl(SH), carboxyalkyl, hydroxamaat)
CI= zwangerschap!!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

desmopressine, terlipressine

A

ADH agonisten (vasopressine)
stabieler dan natuurlijk peptide ADH
gebruik bij: neurohypofysaire diabetes insipidus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tolvaptan

A

V2 antagonist -> meer waterkanaaltjes aanmaken
diuretisch effect maar geen invloed op elektrolyten balans
gebruik bij: chronisch hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

atosiban

A

oxytocine antagonist
arbeid induceren bij vroegtijdig bevalling
veiliger dan beta 2 antagonisten (-> ADR= BC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

carbetocine

A

oxytosine agonist
voorkomt dat baarmoeder zal samentrekken = belangrijk bij keizersnede
PP bloedingen stoppen
arbeid verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly