Goederenrecht Flashcards
arresten
Feenstra q.q./ING
Om te bepalen of er sprake is van een afwijkende wijze van verkoop (art. 3:251 lid 2 BW) is een kwestie van uitleg dat door middel van Haviltex uitgelegd moet worden. Het is duidelijk dat de gemaakte afspraak tussen de pandhouder en pandgever bedoeld was als een executieverkoop. Ook wanneer de pandgever onderhands verkoopt, kan de pandhouder zich als separatist verhalen op de opbrengst. Het aftrekken van de schuld van de opbrengst door verrekening maakt nog onderdeel uit van de executie. Het is immers een opbrengst waaruit de pandhouder zich voldoet.
De Jong/KBC
Wat gebeurt er als een derde beslag legt en executeert? Hier deed de hoger gerangschikte pandhouder niets en was te laat om de executie over te nemen. Het pandrecht bleef bestaan, maar verviel op grond van derdenbescherming. De HR stelde dat art. 3:248 niet van toepassing is. Hier was de registratie van het hypotheek ongeldig. Geen melding gedaan van pand en executiekoper wist niet van het pandrecht (te goeder trouw). Hierdoor heeft KBV geen positie meer, of nouwja als gewoon schuldeiser.
Dix q.q./ING
Vorderingen kunnen rechtsgeldig worden verpand met een verzamelpandakte, waarbij de bank optreedt als gevolmachtigde van de – slechts generiek omschreven – pandgevers. Dat de namen van de pandgevers in de verzamelpandakte niet zijn vermeld, maakt de vorderingen niet onvoldoende bepaald in de zin van art. 3:84 lid 2 BW. Wel moet de datering van de stampandakte en het volmachtbeding vaststaan.
Van Leuveren q.q./ING
Er is geoordeeld dat het verlenen van een dergelijke volmacht
moet worden beschouwd als uitvoering van de in die stampandakte neergelegde
verplichting tot verpanding. Is dan dus niet onverplicht.
HBL Holding/X
Combinatie van stil én openbaar pandrecht in één pandakte is mogelijk. Akte zal dan in eerste instantie dienen tot vestiging van een stil pandrecht. Diezelfde akte kan in beginsel tevens dienen tot vestiging van een openbaar pandrecht waarop het stille pandrecht geen betrekking kan hebben in verband met de beperking van de slotpassage van art. 3:239 lid 1 BW. Precieze reikwijdte van het aldus gevestigde pandrecht dient door uitleg van de pandakte te worden vastgesteld.
X/Heijmans Infra
De bedoeling van de partijen bij het sluiten van een pandakte, is voor de beoordeling of er voldaan is aan het bepaaldheidsvereiste niet relevant voor zover deze bedoeling niet kan worden vastgesteld aan de hand van gegevens uit de pandakte zelf, dan wel uit achteraf gebleken gegevens.
Rabobank/Ten Berge
Een pandrecht kan alleen gevestigd worden op voor overdracht vatbare vorderingen, zie 3:228 bw.
Ontvanger/NMB Postbank
Een later beslag doorkruist een eerdere verpanding (bij voorbaat) niet. Pandhouder trekt zich er niets van aan. Een later faillissement doorkruist een eerdere verpanding wel. Analoge toepassing van 3:97 lid 2 bw.
Mulder q.q./CLBN
Bij betaling van de verpande vordering op de rekening van de pandhouder, voor of gedurende het faillissement is verrekening toegestaan. Op een andere rekening of contact bij de curator doet pandrecht vervallen, maar pandhouder behoudt voorrang op netto opbrengst.
Sisal
Als de pandhouder zijn pandrecht mededeelt nadat een andere schuldeiser derdenbeslag onder de schuldenaar van de verpande vordering heeft gelegd en die beslaglegger de vordering int, dan gaat de vordering teniet en daarmee ook het beslag en het pandrecht. De pandhouder kan zich dan wel met voorrang verhalen op de verdeling van de opbrengst.
Hamm q.q./ABN AMRO
Is de curator verplicht om bij dreigende insolventie een mededeling aan ABN AMRO te doen? Ja hij is verplicht om de informatie te geven die nodig is voor het doen van mededeling van het pandrecht. Hij dient tevens een redelijke termijn te geven. 14 dagen na faillietverklaring.
IAE/Neo-River
De aan een vordering verbonden schuldeisersbevoegdheden gaan door het vestigen van een beperkt recht op die vordering niet zonder meer over op de beperkt gerechtigde. Voor wat betreft het pandrecht schept art. 3:246 BW weliswaar een aantal bevoegdheden voor de pandhouder, maar andere schuldeisersbevoegdheden blijven bij de pandgever rusten. Tot die bevoegdheden behoort ook het doen van afstand van de verpande vordering. De pandhouder is voldoende beschermd tegen benadeling in zijn belang bij het verpande, door de mogelijkheid de betreffende rechtshandeling te vernietigen op grond van art. 3:45 BW.
Van Dooren q.q./Holding
Voor hypotheekrechten voorziet de wet in een mogelijkheid tot rangwijziging ex art. 3:262 bw. Die mogelijkheid tot rangwijziging biedt de wet niet voor pandrechten. De HR oordeelt evenwel dat de mogelijkheid tot rangwijziging van pandrechten ondanks het feit dat dit niet uitdrukkelijk is de wet is neergelegd, wel past in het stelsel van de wet. 3:262 bw analoog toepassen.
Banque de Suez/Bijkerk q.q.
Door het faillissement vervalt het beslag (art. 33 Fw). Niet ieder rechtsgevolg van de beslaglegging gaat echter teniet. Met name gaat de werking van art. 505 lid 2 niet teniet ten gunste van de hypotheekhouder. In dit geval kan de curator zich ten behoeve van de boedel tegenover de hypotheekhouder beroepen op art. 505 lid 2, met het gevolg dat de hypotheekhouder niet het recht heeft als separatist de zaak te verkopen en dat de opbrengst van de zaak in de boedel valt tot het beloop van de vorderingen van de beslaglegger. Op het in de boedel vallend bedrag is de hypotheekhouder niet bevoorrecht uit hoofde van zijn hypotheek, wel op hetgeen de zaak meer heeft opgebracht.Beslag vervalt door faillissement maar niet alle rechtsgevolgen hiervan.
505 lid 2 rv: een hypotheek gevestigd nadat op de onroerende zaak verhaalsbeslag is gelegd, kan niet aan de beslaglegger worden tegengeworpen. de beslaglegger kan bij het zoeken van verhaal zijn weg vervolgen. De hypotheekhouder kan echter bij de verdeling van de executieopbrengst overeenkomstig art. 551 rv als schuldeiser opkomen. Uit hoofde van 505 lid 2 rv heeft de beslaglegger echter wel eerder recht dan de hypotheekhouder, kan zich niet beroepen op zijn recht op voorrang.
Rabobank/Fleuren
Gaat over het kenbaarheidsvereiste: retentor moet op een voldoende duidelijke wijze de feitelijke macht/houderschap over de betrokken zaak uitoefenen, om deze tegen te kunnen werpen aan derde met jonger recht.