Gezondheid, actualiteit, solidariteit Flashcards
la couleur de la peau
de huidskleur
prendre parti
partij kiezen
partout
overal
prêter
lenen
la chaise roulante
de rolstoel
la béquille
de kruk
la collecte de sang
de bloedinzameling
le sang
het bloed
le sevice
de dienst
à fond, de manière approfondie
grondig
en jouant
spelenderwijs
le premier secours
de eerste hulp
l’écorchure, l’éraflure
het schaafwondje
la frontière
de grens
soigner une blessure
een wond verzorgen
une épreuve réussie
een geslaagde proef
le brancard
de draagberrie
égaré, perdu
verdwaald
accueillir
opvangen
j’ai besoin d’aide
ik heb hulp nodig
bien sûr
zeker
tout de suite
dadelijk
avec plaisir
met plezier
pas de problème
geen probleem
je m’en occupe
dat doe ik
volontiers
graag
désolé
sorry
je n’ai pas le temps
ik heb geen tijd
merci beaucoup
hartelijk dank
c’est très gentil de ta part
dat is heel aardig van je
ce n’est pas nécessaire
dat is niet nodig
j’y arriverai
het zal wel lukken
malheureusement
jammer genoeg
libre
vrij
demander de l’aide
om hulp vragen
réagir
reageren
offrir de l’aide
hulp aanbieden
accepter de l’aide
hulp aanvaarden
refuser de l’aide
hulp weigeren
refuser une invitation
een uitnodiging afwijzen
catastrophes
rampen
situation d’urgences
noodtoestanden
la catastrophe naturelle
de natuurramp
l’inondation
de overstroming
le tremblement de terre
de aardbeving
l’accident de voiture
het auto-ongeval
la crevaison
de lekke band
après la tempête
na de storm
l’accident de train
het treinongeluk
la catastrophe aérienne
de vliegtuigramp
l’environnement
het milieu
la catastrophe environnementale
de milieuramp
l’attentat
de aanslag
pendant la guerre
tijdens de oorlog
mourir, décéder
overlijden, doodgaan
abattre avec une arme à feu
doodschieten
gewond raken
être blessé
l’enfant
het kind
l’absent
de afwezige
l’aveugle
de blinde
le réfugié
de vluchteling
le prisonnier
de gevangene
les personnes âgées
de oudere mensen, de bejaarden
le malade
de zieke
la victime
het slachtoffer
le blessé
de gewonde
le voisin
de buurman
la voisine
de buurvrouw
la personne handicapée
de gehandicapte, de person met een beperking
ceux qui aident
de helpers
le volontaire, le bénévole
de vrijwilliger, vrijwilligster
la femme d’ouvrage
de poetsvrouw
le membre d’une association
het lid van een vereniging
le médecin
de arts
l’infirmier
de verpleegkundigen
le soldat
de soldaat
l’ingénieur
de ingenieur
l’architecte
de architect
le pilote
de piloot
le plongeur
de duiker
le pompier
de brandweerman, brandweerlui
le sauveteur
de redder
fournir de l’aide
hulp verlenen
soigner les blessés
gewonden verzorgen
chercher les victimes
slachtoffers zoeken
construire de nouvelles maison
nieuwe huizen bouwen
consoler les victimes
slachtoffers troosten
protéger la nature
de natuur beschermen
sauver des gens
mensen redden
collecter de l’argent
geld inzamelen
donner des vêtements ou du matériel
kleren of materiaal geven
donner de la nourriture
voedsel geven
envoyer des médecin à l’étranger
dokters / artsen naar het buitenland sturen
envoyer des médicaments
geneesmiddelen sturen
nettoyer les plages
stranden kuisen / schoonmaken
envoyer des infirmiers
verpleegkundigen sturen
soigner une blessure
een wond verzorgen
travailler pour la bonne cause
voor het goede doel werken
donner du sang
bloed geven
rendre visite aux personnes âgées
bejaarden een bezoek brengen
accueillir les enfants égarés
verdwaalde kinderen opvangen
faire une excursion avec des handicapés
samen met gehandicapten een uitstap maken
jeter les papiers à la poubelle
papieren in de vuilnisbak gooien
aider à la fête de l’école
bij het schoolfeest helpen
ranger la table au refectoire
de tafel in de refter afruimen
effacer le tableau
het bord schoonvegen
distribuer des feuilles
bladen uitdelen
reprendre des feuilles
bladen ophalen
ranger l’armoire
de kast opruimen
nettoyer la classe
de klas poetsen
éteindre la lumière
het licht uitdoen
fermer la fenêtre
het raam dichtdoen
participer à la préparation de la fête de l’école
aan de voorbereiding van het schoolfeest meedoen
faire la vaisselle
afwassen
faire les courses
boodschappen doen
ranger la chambre
kamer opruimen
tondre l’herbe
het gras maaien
porter les verres au parc à conteneurs
glas naar het conteinerpark brengen
aider à la fête du quartier
bij het buurfeest helpen
dire bonjour aux gens
mensen begroeten
sortir les poubelles
de vuilniszakken buitenzetten
aider dans les tâches ménagères
bij het huishouden helpen
libérer ta place pour les personnes plus âgées
plaats vrijmaken voor oudere mensen
le monde
de wereld
le droit
het recht
la paix
de vrede
la violence
het geweld
la violence gratuite
zinloos geweld
la lumière
het licht
l’amour
de liefde
partager
delen
fraternellement
broederlijk
la tête
het hoofd
le front
het voorhoofd
le cou
de hals
la poitrine
de borst
le ventre
de buik
la taille
het middel
les hanches
de heupen
la nuque
de nek
l’épaule
de schouder
le dos
de rug
le derrière, le postérieur
het achterste, de bips, de billen
le cœur
het hart
le cerveau
de hersenen
la jambe
het been
la cuisse
de dij
le genou
de knie
la cheville
de enkel
le talon
de hiel
le pied
de voet
l’orteil
de teen
le bras
de arm
le coude
de elleboog
le poignet
de pols
la main
de hand
le doigt
de vinger
l’ongle
de nagel
le pouce
de duim
les cheveux
het haar
l’œil
het oog
le sourcil
de wenkbrauw
le nez
de neus
le menton
de kin
la gorge
de keel
la bouche
de mond
la dent
de tand
la lèvre
de lip
la langue
de tong
la joue
de wang
la mâchoire
de kaak
l’oreille
het oor
les parties du corps
de lichaamsdelen
les troubles de santé
gezondheidsklachten
la fièvre
de koorts
le mal de tête
de hoofdpijn
j’ai mal à la gorge
ik heb keelpijn
mon nez est bouché
mijn neus is verstopt
mon nez coule
mijn neus loopt
tousser
hoesten
j’ai un refroidissement
ik ben verkouden
j’ai la tête qui tourne
ik ben duizelig
vomir
overgeven
boiter
hinken
commencer avec
beginnen met
percuter contre
botsen met
aider aux tâches ménégères
bij het huishouden helpen
participer à
meedoen aan
collaborer à
meewerken aan
s’entendre avec
omgaan met
compter sur
rekenen op
envoyer vers
sturen naar
chercher
zoeken naar
veiller à
zorgen voor
tomber de l’escalier
van de trap gevallen
Qu’y a-t-il au programme ?
Wat staat er op het programma ?
aller en visite chez quelqu’un
bij iemand op bezoek gaan
pour la bonne cause
voor het goede doel
les gens dans le besoin
mensen in nood
un pied dans le plâtre
een voet in het gips
un œil au beurre noir
een blauw oog
une jambe cassée
een gebroken been
un poignet foulé (entorse)
een verstuikte pols
fièvre
koorts
un main enflée
een gezwollen hand
une bosse sur le front
een buil op het voorhoofd
les égratinures
de schrammetjes
un torticolis
een stijve nek
avoir la diarrhée
diarree hebben
je ne me sens pas bien
ik voel me niet lekker
cuisiner
koken
passer l’aspirateur
stofzuigen
arroser
water geven
vendre des bonbons
snoepjes verkopen
apprendre
leren
bien écouter
goed luisteren
aider les autres
anderen helpen
mettre la table
de tafel dekken
débarrasser la table
de tafel afruimen
ranger l’armoire
de kast opruimen
éteindre la lumière
het licht uitdoen
allumer la lumière
het licht aandoen
fermer la fenêtre
het raam dichtdoen
ouvrir la fenêtre
het raam opendoen / openen
nettoyer la classe
de klas poetsen
effacer le tableau
het bord schoonvegen
ranger ta chambre
je kamer opruimen
s’ennuyer
zich vervelen
réparer un vélo
een fiets repareren
gebruiken
utiliser
acheter un nouveau gsm
een nieuwe gsm kopen
choisir un vêtement
een kledingstuk kiezen
trouver le chemin
de wegvinden
à quelle heure
hoe laat
se voir, se rencontrer
afspreken
volontariat
vrijwilligerswerk
la maison de repos
het rusthuis
répéter
herhalen
faire les courses
boodschappen doen
promener le chien
hond uitlaten
deux fois par semaine
twee keer per dag
connaître
kennen
dormir
slapen
voir
kijken
entendre
horen
arriver
aankomen
préparer le repas
het eten klaarmaken
punir
straffen
puni
gestraft
la compétition
de wedstrijd
combien
hoeveel
qui
wie
quoi
wat
se rappeler
zich herinneren
la perte de cheveux
het haarverlies
la crise cardiaque
de hartaanval
l’ongle de pied
de teennagel
la commotion cérébrale
hersenenschudding
surprise
verrasing
vider le lave-vaisselle
de vaatwasmachine leegmaken