Na de vakantie Flashcards
1
Q
été
A
zomer
2
Q
faire la grasse matinée
A
uitslapen
3
Q
glaces
A
ijsjes
4
Q
étudier
A
studeren
5
Q
village
A
dorp
6
Q
irritable
A
prikelbaar
7
Q
calculatrice
A
rekenmachine
8
Q
gomme
A
gom
9
Q
bâton de colle
A
plakstift
10
Q
latte
A
lat, liniaal
11
Q
livre
A
boek
12
Q
stylo
A
pen
13
Q
journal de classe
A
schoolagenda
14
Q
cahier
A
schrijf
15
Q
dictionnaire
A
woordenboek
16
Q
stylo à bille
A
balpen
17
Q
trousse
A
etui, pennenzak
18
Q
cartable
A
boekentas
19
Q
compas
A
passer
20
Q
sac de gym
A
gymspullen
21
Q
chaussures de sport
A
sportschoenen
22
Q
stylo plume
A
vulpen
23
Q
feuilles
A
bladen
24
Q
feuilles de cours
A
cursusbladen
25
affaires de piscine
zwemspullen
26
crayon
potlood
27
crayons de couleur
kleurpotloden
28
feutre, marqueur
stift
29
boîte à tartine
lunchpakket, broodtrommel, broodoos
30
ciseau
schaar
31
classeur
ringmap
32
clés
sleutels
33
surligneur
fluostift
34
mouchoir
zakdoek
35
cartouche d'encre
inktpatroon
36
contenu
inhoud
37
mots-clés
kernwoorden
38
matériel d'école
schoolmateriaal
39
matières d'école
schoolvakken
40
étude du milieu
milieustudie
41
français
Frans
42
néerlandais
Nederlands
43
latin
Latijn
44
histoire
geschiedenis
45
mathématiques
wiskunde
46
éducation physique
lichamelijke opvoeding
47
éducation musicale
muzikale opvoeding
48
éducation plastique
plastisch opvoeding
49
géographie
aardrijkskunde
50
biologie
biologie
51
éducation technologique
technologische opvoeding
52
morale
zedenleer
53
religion
godsdienst
54
physique
fysica
55
physique
scheikunde
56
faire un devoir de mathématiques
een huistaak wiskunde maken
57
travailler pour l'école
voor school werken
58
faire des devoirs
huiswerk maken
59
s'exercer
oefenen
60
étudier pour les interrogations
voor de toetsen studeren
61
apprendre des leçons
lessen leren
62
préparer une présentation orale
een spreekbeurt voorbereiden
63
lire un livre
een boek lezen
64
faire une tâche de lecture
een lectuuropdracht maken
65
apprendre le vocabulaire
woordenschat leren
66
écrire une présentation
een opstel schrijven
67
compléter le journal de classe
de schoolagenda invullen
68
améliorer des exercices
oefeningen verbeteren
69
écouter des textes
teksten beluisteren
70
répéter une leçon d'histoire
een les geschiedenis herhalen
71
sortie d'école
schoolpoort
72
refectoire
refter
73
local de classe
klaslokaal
74
cours de récréation
speelplaats
75
bibliothèque
bibliotheek
76
salle d'étude
studiezaal
77
gymnase
turnzaal
78
secrétariat
secretariaat
79
couloir
gang
80
vacances d'automne
herfstvacantie
81
vacances de Noël
kerstvakantie
82
vacances de carnaval
krokusvakantie
83
vacances de Pâques
paasvakantie
84
vacances d'été
zomervakantie
85
participer en classe
in de klas meewerken
86
retenir, mémoriser
onthouden
87
faire attention
opletten
88
régulièrement
regelmatige
89
lever sa main
zijn hand opsteken
90
avoir de l'intérêt pour
interesse hebben voor
91
patient
geduldig
92
se concentrer
zich concentreren
93
en ordre
in orde
94
oublier
vergeten
95
terminer
afmaken
96
désordonné
slordig
97
plus loin
verder
98
difficile
moeilijk
99
rester
blijven
100
attendre
wachten
101
en même temps, simultanément
tegelijk
102
avoir de bons résultats
mooie punten hebben, goede cijfers halen
103
poli
beleefd
104
en voyage
op reis
105
acheter des souvenirs
souvenirtjes kopen
106
prendre des selfies
selfies nemen
107
les monuments les plus connus
bekendste monumenten
108
guide de voyage
reisgids
109
visiter
bezoeken
110
ville
stad
111
goûter
proeven
112
plats typiques
typische gerechten
113
excursion scolaire
schooluitstap
114
destination de vacances
vakantiebestemming
115
envoyer une lettre
een brief sturen
116
carte postale
prentbriefkaart
117
terminé
voorbij
118
pays de vacances
vakantieland
119
agréable
aangenaam
120
tous les élèves
alle leeringen
121
la plupart
de meeste
122
quelques élèves
een paar leerlingen
123
six élèves sur vingt
zes leerlingen op twintig
124
la moitié de la classe
de helft van de klas
125
50% des élèves de la classe
50 procent van de leerlingen uit de klas
126
personne
niemand
127
presque personne
bijna niemand
128
tout le monde
iedereen
129
utiliser
gebruiken
130
en ce qui concerne
in verband met
131
en bateau
met de boot
132
en voiture
met de auto
133
en avion
met de vliegtuig
134
en train
met de trein
135
à vélo
met de fiets
136
à pied
te voet
137
moyens de trasnport
vervoermiddelen
138
pluvieux
regenachtig
139
ensoleillé
zonnig
140
sec
droog
141
brumeux
mistig
142
nuageux
bewolkt
143
chaud
warm
144
froid
koud
145
neige
sneeuwt
146
tempête, orage
onweer
147
grêle
hagelt
148
éclair, foudre
bliksem
149
réserver à l'avance
vroeg boeken
150
rechercher des informations
informatie opzoeken
151
planifier un voyage
een reis plannen
152
partir
vertrekken
153
voyager seul
alleen reizen
154
préparer
voorbereiden
155
documents de voyage
reisdocumenten
156
le passeport
het paspoort
157
la carte d'identité
de identiteitkaart
158
le ticket d'avion
het vliegticket
159
la carte de la ville
de stadsplattegrond
160
le guide de conversation
de taalgidse
161
le guide de voyage
de reisgids
162
destinations
bestemmingen
163
l'île
het eiland
164
la mer Méditerranée
de Middellandse Zee
165
les montagnes
de bergen
166
le désert
de woestijn
167
l'intérieur du pays
het binnenland
168
l'étranger
het buitenland
169
les logements
verblijfplaatsen
170
l'hôtel quatre étoiles
het viersterrenhotel
171
la maison de vacances
het vakantiehuisje
172
le terrain de camping
het kampeerterrein
173
le chalet
de berghut
174
la chambre d'hôtes
de gastenkamer
175
l'auberge de jeunesse
de jeugdherberg
176
les moyens de transport
de vorvoermiddelen
177
l'avion
de vliegtuig
178
l'aéroport
de luchthaven
179
le port
de haven
180
le parking à vélos
de fietsenstalling
181
les activités
de activiteiten
182
visiter un monument
een monument bezoeken
183
explorer une ville avec un guide audio
een stad met een audiogids verkennen
184
séjourner à l'hôtel
in een hotel verblijven
185
découvrir un pays
een land ontdekken
186
passer une semaine
een week doorbrengen
187
goûter un plat exotique
een exotisch gerecht proeven
188
faire une croisière
een boottocht maken
189
faire une visite en bus
een rondrit met de bus maken
190
recevoir l'accès à un parc d'attractions
toegang tot een attractiepark krijgen
191
demander une carte au service d'information
een plattegrond bij de infodienst vragen
192
le temps
het weer
193
venteux
winderig
194
les langues
de talen
195
durée du séjour
duur van het verblijf
196
les personnes
de personen
197
couramment
vlot
198
rester à la maison
thuisblijjven
199
aller à l'étranger
naar het buitenland gaan
200
à un stage de langue
op taalstage
201
à un camp sportif
op sportkamp
202
aller en vacances en Belgique
op vakantie in België gaan
203
quelques jours
enkele / een paar dagen
204
combien de temps
hoelang
205
où
waar
206
comment
hoe
207
avec qui
met wie
208
quand
wanneer
209
avec les parents
met ouders
210
avec des amis
met vrienden
211
avec le mouvement de jeunesse
met de jeugdbeweging
212
avec la mutualité
met de mutualiteit
213
avec le club de sport
met de sportclub
214
chez des amis
bij vrienden
215
dans un appartement
op een appartement
216
janvier
januari
217
février
februari
218
mars
maart
219
avril
april
220
mai
mei
221
juin
juni
222
juillet
juli
223
août
augustus
224
septembre
september
225
octobre
oktober
226
novembre
november
227
décembre
december
228
pendant les deux premières semaine d'août
in de eerste twee weken van augustus
229
du 10 au 18 juillet
van de 10de tot de 18de juli
230
pendant la seconde moitié de juillet
in de tweede helft van juli
231
la dernière semaine d'août
de laatste week van augustus
232
musées
museums
233
visiter des lieux intéressants
interessante plaatsen bezoeken
234
nager
zwemmen
235
faire une balade à vélo
een fietstocht maken
236
s'amuser ensemble
samen lol maken
237
aller à un concert
naar een concert gaan
238
se promener dans les montagnes
in de bergen wandelen
239
aller à un parc d'attractions
naar een pretpark gaan
240
faire des excursions en train
dagtrips met de trein maken
241
suivre un stage de langue
een taalstage volgen
242
sur la plage
op het strand
243
se coucher au soleil
in de zon liggen
244
naviguer
varen, zeilen
245
plonger
duiken
246
Comment était le temps ?
Hoe was het weer ?
247
beau
mooi
248
superbe
prachtig
249
ensoleillé
zonnig
250
mauvais
slecht
251
bon
lekker
252
délicieux
heerlijk
253
varié
gevarieerd
254
fantastique
fantastisch
255
chouette
leuk
256
trop court
te kort
257
ennuyeux
saai, vervelend
258
agréable
gezellig
259
Où es-tu allé ?
Waar ben je naartoe geweest ?
260
piscine
zwembad
261
très chouette
erg tof
262
job de vacances
vakantiejob
263
l'année prochaine
de volgend jaar
264
l'ambiance
de sfeer
265
fatigant
vermoeiend
266
détester
een hekel hebben aan
267
poster beaucoup de photos de vacances en ligne
veel vakantiefoto's online zetten /plaatsen
268
mal de mer
zeeziek
269
peur de l'avion
vliegangst
270
collecter des likes
likes verzamelen
271
conserver
bewaren
272
important
belangrijk
273
imprimer
printen, afdrukken
274
cher
duur
275
poster une photo
een foto delen
276
mettre une photo en ligne
een foto online zetten / plaatsen
277
dangereux
gevaarlijk
278
le pont
de brug
279
raconter des blagues
mopjes vertellen
280
manger une glace
een ijsjes eten
281
jouer sur l'ordinateur
op de computer spelen
282
faire des selfies
selfies maken
283
lire un livre
een boek lezen
284
aller au bowling
naar de bowling gaan
285
cuisiner
koken
286
aller au cinéma
naar de bioscoop gaan
287
aller au restaurant
in restaurant gaan
288
bricoler
knutselen
289
les bois
het bos
290
faire ses bagages
zijn koffers pakken
291
se lever tôt
vroeg opstaan
292
souffler (vent)
waaien
293
la météo
het weerbericht
294
achever une tâche
een taak afmaken
295
attitudes
houdingen
296
étudier régulièrement
regelmatig studeren
297
avoir de beaux points
goede cijfers hebben
298
noter
opschrijven
299
oublier ses affaires
zijn spullen vergeten
300
compléter un tableau
een tabel aanvullen
301
cocher
aankruisen
302
prendre de bonnes résolutions
goede voornemens maken
303
mots-clés
sleutelwoorden
304
activités en ligne
online activiteiten
305
partager des photos en ligne
foto's online delen
306
montrer en ligne
online tonen
307
sauvegarder sur l'ordinateur
op de computeur opslaan
308
à 10 km du centre
op tien kilometer van het centrum
309
au pied de la Tour Eiffel
aan de voet van de Eiffeltoren
310
des sorties
uitstapjes
311
à quelle fréquence
hoe vaak
312
solution
oplossing
