Gesprek Flashcards
I am
Ik ben
what is your name?
Wat is jouw naam?
my name is
Mijn naam is
yes
ja
and
en
that’s right
dat klopt
a
een
is
is
he
hij
or
of
she
zij
they
ze
Thank you
bedankt
Goodbye
Tot Ziens
bye
dag
hello
hallo
good night
welterusten
good-day
goedendag
good morning
goedemorgen
good evening
Goedenavond
Hi
hoi
please
Alsjeblieft
no
nee
whose
wiens
okay
oké
I am sorry
het spijt me
excuse me
pardon
to (“on”)
aan
to (direction)
naar
because
omdat/ want
With omdat, an inversion takes place, altering the word order to Subject-Object-Verb. With want, it remains the usual Subject-Verb-Object.
of
van
now
nu
then
dan
also
ook
but
maar
so/ therefore
dus
maar jij wel
but you do/ are
how are you
hoe gaat het?
who are you?
Wie bent u?
what is your name?
Wat is uw naam?
with
met
in
in
to
naar
direction based
first
eerst
with pleasure
graag
first name
de voornaam
last name
de achternaam
tomorrow
morgen
morning
morgend
who
wie
what
wat
when
wanneer
where
waar
why
waarom
how
hoe
which
welke
other
nog meer
only
alleen
our
onze
their
hun
about
over
there
er
note:
er as the unstressed form of daar, expressing location
er in combination with a preposition, replacing the pronouns het/hem (it) and ze (plural ‘it’)
er(van) in the sense of of it or of them (definite and indefinite numbers)
extra er at the beginning of a sentence
er as a subject
over there
daar
if
als
each other
elkaar