Geschiedenis 1.1 en 1.4 Flashcards

1
Q

Archeoloog

A

Iemand die opgravingen doet en bestudeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bron

A

Hieruit haal je informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geschiedenis

A

Onderzoek en kennis van wat in het verleden is gebeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Historisch

A

Heeft te maken met het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Jaartelling

A

Manier waarop mensen jaren tellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Periode

A

1 bepaalde hoeveelheid tijd
2 de geschiedenis wordt ingedeeld in vijf perioden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prehistorie

A

Eerste periode: de tijd waaruit we geen geschreven bronnen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Spoor

A

Overblijfsel van het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tijdvak

A

De geschiedenis wordt ingedeeld in tien tijdvakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verklaring

A

Uitleg waardoor iets gebeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Akkerbouw

A

Plantaardige voedsel verbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Continuïteit

A

Als iets niet of bijna niet verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Economie

A

Manier om aan voedsel en andere dingen te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Landbouw

A

Akkerbouw en veeteelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Landbouwrevolutie

A

Ontstaan van landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Landbouwsamenleving

A

Samenleving waarin mensen in dorpen leven van landbouw

17
Q

Revolutie

A

Grote verandering

18
Q

Veeteelt

A

Fokken en houden van tamme dieren

19
Q

Werktuig

A

Voorwerp waarmee je iets doet of maakt

20
Q

Zelfvoorzienend

A

Voor zichzelf zorgend