Genetische aspecten Flashcards

1
Q

Omschreef de volgende begrippen:

Chromosoom, DNA, Gen, Fenotype, Genotype, syndroom

A

Chromosoom: Dager van een deel van het erfelijk materiaal
DNA: Twee spiraal gevlochten strengen
Gen: Stukje DNA op een chromosoom
Fenotype: Waarneembare kenmerken
Genotype: Genetische aanleg
Syndroom: Combinatie van afwijkingen met dezelfde genetische oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is dysmorfologie

A

Afwijkende lichamelijke kenmerken die kunnen wijzen op een syndroom maar hoeft geen syndroom te zijn (bijvoorbeeld bij marfan –> lange vingers, bolle ogen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Sequentie

A

Een patroon van meerdere aangeboren aandoeningen van verschillende organng waarbij de ene afwijking een gevolg is van een andere. (kettingreactie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is associatie

A

Een combinatie van verschillende afwijkingen, kenmerken kunnen verschillenden per persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het VACTRL assosiatie

A
V: Vertebraal (wervels)
A: Anaal
C: Cardiaal
T: Tracheaal/oesophagus
R: Renaal
L: Ledemaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel van de VACTRL moet je hebben voor een diagnose? Wanneer is het een waarschijnlijkheidsdiagnose

A

Bij 3 aanwezig voor een diagnose, 2 aanwezig voor een waarschijnlijkheids diagnose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het CHARGE associatie

A
C: Coloboma (puppillen)
H: Hart
A: Atresie choana (Neus
R: Retardeerde groe
G: Genitaliën
E: Ear
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly