Genetische aspecten Flashcards
Omschreef de volgende begrippen:
Chromosoom, DNA, Gen, Fenotype, Genotype, syndroom
Chromosoom: Dager van een deel van het erfelijk materiaal
DNA: Twee spiraal gevlochten strengen
Gen: Stukje DNA op een chromosoom
Fenotype: Waarneembare kenmerken
Genotype: Genetische aanleg
Syndroom: Combinatie van afwijkingen met dezelfde genetische oorzaak
Wat is dysmorfologie
Afwijkende lichamelijke kenmerken die kunnen wijzen op een syndroom maar hoeft geen syndroom te zijn (bijvoorbeeld bij marfan –> lange vingers, bolle ogen)
Wat is Sequentie
Een patroon van meerdere aangeboren aandoeningen van verschillende organng waarbij de ene afwijking een gevolg is van een andere. (kettingreactie)
Wat is associatie
Een combinatie van verschillende afwijkingen, kenmerken kunnen verschillenden per persoon.
Wat is het VACTRL assosiatie
V: Vertebraal (wervels) A: Anaal C: Cardiaal T: Tracheaal/oesophagus R: Renaal L: Ledemaat
Hoeveel van de VACTRL moet je hebben voor een diagnose? Wanneer is het een waarschijnlijkheidsdiagnose
Bij 3 aanwezig voor een diagnose, 2 aanwezig voor een waarschijnlijkheids diagnose.
wat is het CHARGE associatie
C: Coloboma (puppillen) H: Hart A: Atresie choana (Neus R: Retardeerde groe G: Genitaliën E: Ear