Fysiologie & pathologie vd Zwangerschap Flashcards

1
Q

Waar staat GNRH voor, wat doet het en waar word het gemaakt?

A

ghonadotropin releasing hormoon, word gemaakt in de hypothalamus om de hypofyse te stimuleren Lh en FSH te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet progesteron?

A

Zorgt voor de opbouw van baarmoederslijmvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de verschillende benamingen voor de fases in de zwangerschap?

A

12-14 dagen na bevruchting = zygote. 15e dag tot 8e week = embryo. 8e week tot week 40 = foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een mola zwangerschap

A

alle klachten en symptomen van een zwangerschap maar fout in celdeling waarbij het embryoblast niet ontwikkeld en de trofoblasten blijven delen. lijkt op druiven in de baarmoeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer zijn alle organen aangelegd

A

week 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mono choriaal en mono amniolisch tweeling

A

splitsing is >10 dagen na bevruchting. mono choriaal is een enkel buitenste vlies. mono amniolisch is een enkel binnenste vlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tweeling mono choriaal en bi amniolisch, en wanneer splitsen deze.

A

splitsing tussen 5 en 10e dag na bevruchting. een enkel buitenste vlies en twee binnenste vliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tweeling bi choriaal en bi amniolisch en wanneer splitsen deze

A

splitsing voor 5e dag na bevruchting, twee buitenste vliezen en twee binnenste vliezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de NIBT test

A

word totaal bloed via bloedafname bij moeder, door de uitwisseling van dna via membraan placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de placenta functies

A

Transport van voeding en afval producten. Endocriene functie door hcg uit de trofoblast, progesteron door het corpus luteum en daarna door de placenta. oestrogeen, hpl (groeihormoon). immunologische functie: bacteriën worden niet door gegeven door de placenta maar afweerstoffeb worden wel doorgelaten (igg), zorgt ook voor het niet afstoten door moeder (ivm lichaamsvreemde materiaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kenmerken van vruchtwater

A

0.5 tot 1.5 L. Zoete geur door alkalische milieu. Vanaf 11 a 12 weken aanwezig. Witte vlokjes door vernix van de baby. Mechanische bescherming voor de baby. Vochtig milie 》drinken foetus en huid vochtig houden. Thermoregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn veranderingen van de circulatie van moeder tijdens een zwangerschap en hoe komt dit?

A

Er is in het lichaam 40% meer volume door ook het volume van de foetus. De hartfrequentie gaat omhoog, hart gaat harder en vaker pompen. Hart word iets groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn veranderingen van de ademhaling van moeder tijdens een zwangerschap en hoe komt dit?

A

Het lichaam is gevoeliger voor CO2. Frequentie veranderd niet perse. Oppervlakkiger ademhalen door afvlakken diafragma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welk deel van de follikel wordt oestrogeen geproduceerd, en wat doet het

A

In de wand van de follikel, sitmuleerd de ontwikkeling van het endometrium (dikker worden van de baarmoederslijmvlies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit wordt het corpus luteum ontstaan, wat is de adndere naam voor het corpus luteum, en wat produceert het.

A

Het follikel gaat over in het corpus luteum. Dit is het gele lichaam. Deze produceert oestrogeen en progesteron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de drie cyclus fafses ter voorbereiding van de eventuele vrucht:

A
  • Proliferatiefase (groeifase), dag 6-14, hypofyse wordt aangezet tot maken FSH (follikelstimulerend hormoon), De follikel produceert oestrogeen, hierdoor groeit baarmoederslijm, Oestrogeen remt ook de FSH productie –> geen nieuwe follikel.
  • Secretiefase: dag 15-28, hormoon LH neemt toe, deze zorgt voor de ovulatie. Follikels gaan ook voor progesteron zorgen, –> progesteron maakt baarmoederslijmvlies (endometrium) nog dikker en rijker aan voedingsstoffen en remt LH productie. (indien 2e follikel aanwezig is kan deze niet openbarsten.
  • Menstruatie fase: dag 1-6, Geen bevruchting; corpus luteum gaat ten onder. Endometrium wordt uitgestoten. Productie oestrogeen/progestron daalt, FSH begint weer.
17
Q

Na hoeveel dagen nestelt een bevruchte eicel in? Welk hormoon komt er op gang?

A

Na 6 dagen, HCG komt op gang, zorgt dat corpus luteum in stand blijft.

18
Q

Wat zijn secundaire effecten van oestrogeen

A

Ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken, en tot stand blijven van cyclus. –> dalende oestrogeen productie leidt tot overgang.

19
Q

Wat gebeurt er tijdens de ovulatie (eisprong)

A

Als de graafse follikel rijp is, barst deze en wordt de eicel uitgestoten.
De eicel wordt door de tuba opgenomen via de fimbrea.

20
Q

Wat is de levensduur van een eicel en een spermacel? Wanneer en waar moet de conceptie plaatsvinden

A

Eicel 12-24 uur, zaadcel 12-48 uur, conceptie vind plaats in de tuba (eileider)

21
Q

Wat is een zygote?

A

De versmelting van de eicel en de zaadcel.

22
Q

Wat gebeurt er na de bevruchting?

A

Eerst vinden er klievingsdelingen plaatst, op de 3e dag ontstaat een klompje cellen (morula), dag 4-5 ontstaat een centrale holte , de blastula.

23
Q

Uit welke twee lagen bestaat de blastula?

A
  • Embryoblast: het latere embyro, een klompje kiemcellen

- De trofoblast, zorgt voor de voeding: hieruit ontstaan de vruchtvliezen (amniom en chorion) en de placenta.

24
Q

Uit welke delen bestaat de placenta?

A
Moederlijk deel (ontwikkeld uit endometrium), 
Embyronaal dee ( ontwikkeld uit trofoblast).
25
Q

Wat is HbF

A

Dit is foetaal hemoglobine, zit in het foetale bloed. Dit heeft een grotere O2 affiniteit, omdat de placenta ook O2 en voedingsstoffen verbruikt. Het HB gehalte vna de foetus is ook hoger om de overdracht van O2 te bevorderen.

26
Q

Waaruit bestaat de navelstreng?

A
  • 1 navelstreng ader (zuurstofrijk bloed naar foetus)
  • 2 navelstreng slagaders (foetale bloed naar placenta)-
  • 50 cm lang
  • 350 ml/min aan bloed
  • Gelei van wharton
  • functie –> transport
27
Q

Wat betekend bloedverlies in het 1e trimester van een zwangerschap, tot hoeveel weken is het eerste trimester?

A

Dit is tot 16 weken. Dit kan duiden op een dreigende abortus, complete abortus, incomplete abortus of een missed abortion; dan zijn er geen klinische verschijnselen maar er is geen embryo meer.

28
Q

Wat kan bloedverlies in het 2e en 3e trimester van de zwangerschap betekenen. Tot hoeveel weken duren deze trimesters?

A

2e simester is van 16-28 weken, 3e >28 weken. Dit kan duiden op een placenta previa: het laag liggen van de placenta in de baarmoeder. Dit is vaak pijnloos bloedverlies.
Abruptio placentae: een placentaloslating (acute buikpijn, ontregeling stollingsmechanise). Dit kan komen doordat er een ruptuur in het endometrium zit waar bloed vrijkomt, zo onstaat er een hematoom wat de placenta losdrukt. Vaak hierbij plankharde buiken.
Bij een gedeeltelijke loslating is het kind vaak nog te redden.
Portio erosie: zweer in de baarmoedermond.

29
Q

Wat is fluxus en hoeveel bloed verlies je dan minstens.

A

Dit is het verliezen van bloed postpartum en dan is het > 1000 ml. Kan komen door utureusatonie (niet samen trekken van de uterus) of door rupturen bij een te groot kind.

30
Q

Wat zijn de fysiologische veranderingen van moeder op hormonaal gebied?

A
  • Tot de 7e week produceert corpus luteum de hormonen, daarna placenta.
  • Hypofyse neemt toe in volume door toename cellen die prolactine (melkstimulerend hormoon) produceren
  • MSH (Melonacyt stimulerend hormoon) verhoogd
  • Schildklier wordt groter
  • Cortisolproductie neemt toe, bevorderd de glucose overdracht naar foetus
31
Q

Wat zijn de fysiologische veranderen van moeder op gebied van de voortplantingsorgaan?

A
  • Gewicht uterus neemt toe
  • Uterus groeit door progesteron/oestrogeen
  • Uterus wordt boller/weker (teken van hegar)
  • Spieren in uterus veranderen (voor bevalling)
    Slijmvliessen worden donkerder
32
Q

Wat zijn fysiologische kenmerken van moeder op gebied van de circulatie?

A
  • Hartminuut volume neemt toe (40%), HF stijgt.
  • Begin zwangerschap daling RR door vasodilatatie
  • Hart wordt iets groter
  • Door vasodilatatie verwijderen spiraal arterien voor betere doorbloeding uterus en placenta
  • Plasmavolume neemt toe –> HB daalt
  • 2e helft zwangerschap stijging RR
33
Q

Wat zijn fysiologische kenmerken van moeder op gebied van de ademhalingsstelsel?

A
  • Diafragma verplaatst naar boven
  • Gevoeligheid ademcentrum neemt af door progesteron.
  • Fysiologische hyperventilatie –> dalign CO2, gevoel ademnood
  • Lage CO2 in bloed moeder helpt de CO2 van de foetus via de placenta
  • O2 behoefte neemt toe voor groei foetus en placenta
34
Q

Wat zijn de fysiologische kenmerken van moeder op gebied van de spijsvertering

A
  • Ochtendmisselijkheid door stijging hCG en afname vermogen van de maag
  • Hyperemesis gravidarum: Excessief braken, gewichtsverlies, elektrolytenstoornis.
  • Vertraagd spijsverteringsstelsel door afname vermogen maag-darmkanaal
  • Door progesteron –> Verslapping van gladde spieren darm, vertraagde darmpassage, extra vocht opname –> obstipatie.
35
Q

Wat zijn fysiologische kenmerken van moeder op het gebied van het bloed

A
  • Plasma volume neemt toe.
  • TOename ijzerbehoefte van foetus daardoor ijzergebreksanemie.
  • Kans op trombose door verwijding venen, toename stollingsfactoren en compressie uterus op vena cafa inferior.