Geluid Flashcards

1
Q

Oscilloscoop

A

apparaat dat amplitude van trilling laat zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Trillingstijd berekenen

A

aantal hokjes x tijdbasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Trilingstijd

A

tijdsduur van 1 volledige trilling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Frequentie

A

aantal trillingen in 1 seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Frequentie berekenen

A

f= 1/T
(frequentie in Hz en trillingstijd in T)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Trillingstijd berekenen

A

T= 1/f

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe hoger de frequentie..

A

hoe hoger de toon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ondergrens en bovengrens Hz

A

20 Hz = ondergrens
20 000 Hz = bovengrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Toonhoogte en frequentie van snaar bepaald door:

A
  • spanning van de snaar
  • doorsnede van de snaar
  • lengte van de snaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Amplitude

A

grootste afwijking vanaf het middelpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Amplitude bepalen

A
  • aantal hokjes tussen middellijn en hoogste punt
  • kijken welke gevoeligheid is ingesteld (mV)
  • aantal hokjes x de gevoeligheid =
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lijn komt overeen met 0 dB

A

gehoordrempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lijn komt overeen met 140 dB

A

pijngrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verdubbeling decibel

A

als aantal geluidsbronnen verdubbelt -> geluidsterkte neemt toe met 3 dB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly