Gedragstherapie Flashcards

1
Q

Welke varianten zijn er binnen de gedragstherapie?

A
  1. klassieke gedragstherapie: leertheorie
    - klassieke conditionering
    - operante conditionering
  2. cognitieve therapie: dysfunctionele, onjuiste overtuiging veranderen
  3. mindfulness based therapie: minder focus op verandering en meer focus op acceptatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de klassieke conditionering.

A

Gedrag is context gebonden. Het heeft in een bepaalde context haar betekenis verworven.

  • verachtingsleren
  • referentieel leren
  • onvoorwaardelijke prikkel (OVP/US)
  • voorwaardelijke prikkel (VP/CS)
  • onvoorwaardelijke reactie (OR/UR)
  • voorwaardelijke reactie (VP/CR)

Behandeling:
- wijzigen associatie CS en US
- wijzigen representatie US

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe vind behandeling door betekenis wijziging plaats?

A
  1. extinctie
  2. contraconditionering
  3. US-revaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf de operante conditionering.

A

Gedrag heeft een functie gekregen; het is zinvol in bepaalde context.
Sd x R = Sr

Op zoek naar de functie door het zoeken naar antecedenten en consequenten.

positieve of negatieve stimulus
- bekrachtiging: extrinsiek of intrinsiek, continue of intermittent
- bestraffing
- uitdoven: mogelijk extinction burst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf het gedragstherapeutisch proces.

A
  1. informatieverzameling
  2. holistische theorie en probleemselectie
  3. functie analyse
  4. behandelplan opstellen
  5. toetsing
  6. evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 7 aspecten worden in de informatieverzameling in kaart gebracht?

A
  1. inhoud
  2. wanneer, aanleiding
  3. ernst
  4. inbiherende of uitlokkende omstandigheden
  5. wat is er al aan de klachten gedaan?
  6. ziektetheorie van de cliënt
  7. wat wil de cliënt met de klacht bereiken?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe maak je een functie analyse?

A
  1. topografische analyse / g-schema’s
  2. concreet voorbeeld uitwerken; types situaties en types gevolgen van het gedrag ordenen
  3. formaliseren (S d x R = S r)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor interventies kan je inzetten in gedragstherapie?

A
  1. gedragsmatige interventies
    - contraconditionering
    - activatie
    - ontspanningstechnieken
  2. cognitieve interventies
    - socatische dialoog
    - gedragsexperimenten
  3. operante interventies
    - bijvoorbeeld media therapie of token economy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke behandelmethoden vallen onder gedragstherapie?

A
  1. cognitieve gedragstherapie
  2. mindfulness-based cognitieve therapie
  3. acceptance and commitment therapie
  4. dialectische gedragstherapie
  5. eye movement desentization and reprocessing
  6. schematherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf cognitieve gedragstherapie.

A
  • ontwikkelt door Beck
  • focus op inhoudelijke en vormelijke denkfouten
  • herkennen en uitdagen van gedachten
  • toepasbaar en aanpasbaar op een grote range van problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf Mindfulness-based cognitieve therapie

A
  • ontwikkelt door Kabat-Zinn
  • vergroten van bewustzijn
  • kan toegepast worden bij angst, depressie, bipolariteit, etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omschrijf acceptance and commitment therapie

A
  • ontwikkelt door Hayes
  • acceptatie van situatie en commitment aan doelen vergroten
  • breed toepasbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Omschrijf dialectische gedragsherapie

A
  • ontwikkelt door Linehan
  • aanleren van belangrijke vaardigheden; mindful zijn, omgaan met stress, gedrag in interpersoonlijke situaties, emotieregulatie
  • individuele therapie en groepstherapie
  • ontwikkelt voor ernstige depressiviteit en suïcidaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Omschrijf EMDR

A
  • ontwikkelt door Shapiro
  • aandacht op ingrijpende gebeurtenis en deze met behulp van andere stimulie opnieuw betekenis geven
  • exposure met belasting van het werkgeheugen
  • evidence based ontwikkelt voor ptss, maar wordt steeds meer bij andere klachten ingezet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Omschrijf schematherapie

A
  • wordt voornamelijk ingezet bij persoonlijkheidsproblematiek
  • dysfunctionele schema’s die dysfunctioneel gedrag bevorderen in circulaire loop
  • grote focus op hechting
  • kindmodi: kwetsbare, boze en ongedisciplineerde modi
  • oudermodi: straffende en veelseinde ouder modi
  • copingsmodi: overgave, vermijdende en overcompensatie modi
  • gezonde volwassen modi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke interventies worden ingezet binnen de schematherapie?

A
  1. psycho-educatie
  2. meer stoelen techniek
  3. imaginatie rescripting
  4. limit setting
  5. limited reparenting
  6. cognitieve interventies
  7. gedragstechnieken