Gebid, maag, nieren, hart Flashcards

1
Q

Wat is een belangrijke rol van het gebit?
Geef uitleg hoe dit werkt:

A
  1. Spijsvertering
  2. Gebit gebruikt om te krijgen en opnemen van voedsel
  3. Kauwen van voedsel
  4. Klein maken van voedsel (met speksel)
  5. Daardoor kan voedsel beter in contact komen met spijsverteringenzymen in maag-darmkanaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillende gebitselemementen van een zoogdier:

A
  1. Snijtanden (incisivi)
  2. Hoektanden (Canini)
  3. Valse kiezen (premolaren)
  4. Ware kiezen (molaren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Isognathie?

A
  • Als gebitselementen bij sluiting van onder en bovenkaak precies op elkaar aansluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij wie zien we Isognathie?

A
  • Dit hebben herbivoren en omnivoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is anisognathie?

A

Als gebitselementen van boven en onderkaak van nature langs elkaar heen glijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij wie zien we anisognathie?

A

Carnivoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een ander woord voor anisognathie?

A

Schaargebit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de delen waaruit tanden/kiezen bestaan?

A
  1. Kroon
  2. Tandhals
  3. Wortel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken van de kroon:

A
  1. Bovenste deel van tand
  2. Steekt boven tandvlees
  3. Bedekt met glazuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken van tandhals:

A
  1. Overgang tussen kroon en wortel
  2. Geen glazuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerken van wortel:

A
  1. Onderste gedeelte van tand
  2. Bekleed met cement
  3. Zorgt voor bevestiging van tand in het kaakbot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 2 tandgeneraties van een zoogdier?

A
  1. Melktanden
  2. Permanente tanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke tanden wisselen?

A
  1. Snijtanden
  2. Hoektanden
  3. Valse kiezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke tanden wisselen niet?

A
  1. Ware kiezen (molaren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar gebruiken wij de ontwikkeling van het gebit voor?

A

Om leeftijd van dier in te kunnen schatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vul leeftijd in van het door gekomen van melkgebit en permanent gebit van een hond:

  1. Snijtanden
  2. Hoektanden
  3. Valse kiezen
  4. Ware kiezen
A

Melk gebit:
Snijtanden: 3 - 4 weken
Hoektanden: 3 - 5 weken
Valse kiezen: 4 - 12 weken
Ware kiezen X

Wisselen naar permanent gebit:
Snijtanden: 3 - 5 maanden
Hoektanden: 5 - 7 maanden
Valse kiezen: 4 - 6 maanden
Ware kiezen: 4 - 7 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vul leeftijd in van het door gekomen van melkgebit en permanent gebit van een kat:

  1. Snijtanden
  2. Hoektanden
  3. Valse kiezen
  4. Ware kiezen
A

Melk gebit:
Snijtanden: 2 - 3 weken
Hoektanden: 3 - 4 weken
Valse kiezen: 3 - 6 weken
Ware kiezen X

Wisselen naar permanent gebit:
Snijtanden: 3 - 4 maanden
Hoektanden: 5 - 6 maanden
Valse kiezen: 4 - 6 maanden
Ware kiezen: 5 - 6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Totaal aantal melkgebit hond:

A

28

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Totaal aantal melkgebit kat:

A

26

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Totaal aantal blijvend gebit hond:

A

42

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Totaal aantal blijvend gebit kat:

A

30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Samenstelling melkgebit hond:

A

Bovenkaak:
- 3 snijtanden
- 1 hoektand
- 3 kiezen (premolaren)

Onderkaak:
- 3 snijtanden
- 1 hoektand
- 3 kiezen (premolaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Samenstelling melkgebit kat:

A

Bovenkaak:
- 3 snijtanden
- 1 hoektand
- 3 kiezen (premolaren)

Onderkaak:
- 3 snijtanden
- 1 hoektand
- 2 kiezen (premolaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Samenstelling blijvende gebit hond:

A

Bovenkaak:
- 3 snijtanden (incisivi)
- 1 hoektand (canini)
- 4 valse kiezen (premolaren)
- 2 ware kiezen (molaren)

Onderkaak:
- 3 snijtanden (incisivi)
- 1 hoektand (canini)
- 4 valse kiezen (premolaren)
- 3 ware kiezen (molaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Samenstelling blijvende gebit kat:

A

Bovenkaak:
- 3 snijtanden (incisivi)
- 1 hoektand (canini)
- 3 valse kiezen (premolaren)
- 1 ware kiezen (molaren)

Onderkaak:
- 3 snijtanden (incisivi)
- 1 hoektand (canini)
- 2 valse kiezen (premolaren)
- 1 ware kiezen (molaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

vul in van beneden naar boven

A

I1
I2
I3
C
P1
P2
P3
P4
M1
M2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q
A

Bovenkaak links naar rechts:
I 1- 3
C
P1-4
M1
M2

Onderkaak links naar rechts:
I 1- 3
C
P1 - 4
M1 - 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q
A

Links boven naar benden:
1. Bloedvat
2. Talgklier
3. Haarspiertje
4. Zweetkanaal
5. Zweetklier
6. Haarzak
7. Drukzintuig
8. Zenuw
9. Vet

Boven links naar rechts:
1. Haar
2. Tastzintuig
3. Porie

Rechts boven naar benden:
1. Hoornlaag (opperhuid)
2. Slijmlaag (opperhuid)
3. Lederhuid
4. Onderhuidse bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat wordt er gebruikt om vergelijken van gebit van verschillende dieren te kunnen maken?

A

Een tandformule:
Breuk met bovengebit
Noemer met ondergebit
Alleen een helft van beide kaken omdat het symmetrisch is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Maak tandformule van melkgebit hond:

A

3i 1c 3p
….
3i 1c 3p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Maak tandformule van permanent gebit hond:

A

3I 1C 4P 2M

3I 1C 4P 3M

32
Q

Waar gebruiken carnivoren hun gebit voor?

A

Vangen en doden van prooien

33
Q

Waar worden hoektanden ook voor gebruikt?

A

Aanvals- en verdedigingswapen

34
Q

Vertel over kiezen van carnivoren:

A
  1. Korte kroon & lange wortels
  2. Hierdoor stevig verankerd in kaak
35
Q

Vertel over tong van katachtigen

A
  1. Ruw oppervlak omdat bedekt met verhoornde papillen
  2. vergelijkbaar aan een rasp
  3. Geeft mogelijkheid om resten van botten te schapen
36
Q

Eigenschappen van omnivoren kiezen:

A
  1. worden gebruikt om te pletten en kneuzen
  2. Breed oppervlak
  3. Stompe knobbels & oppervlakkige groeven
  4. Ook genoemd: Knobbelkiezen
37
Q

Eigenschappen herbivoren kiezen:

A
  1. Gebruikt plantaardig voedsel af te bijten en te snijden
  2. Voedsel wordt grondig gekauwd en vermalen
  3. Hierdoor beter verteerbaar
  4. Ook genoemd: Maalgebit
38
Q

Wat is het verschil met gebits elementen herbivoren en carnivoren & omnivoren?

A

Door veel kauwen krijgen ze snel slijtage
Bij hun is er wel aangroei van gebit vanuit diepere delen

39
Q

Wat is de belangrijkste functie van het maag-darmkanaal?

A
  1. Vewerking van voedsel
  2. Opname van voedingstoffen
40
Q

Wat gebeurt er na voedsel geslikt is

A

Gaat via slokdarm na maag

41
Q

Wat is een andere woord voor enzymen?

A

Biokatalysatoren

42
Q

Wat zijn enzymen?

A

Eiwitten die reacties in het lichaam helpen versnellen

43
Q

Waar worden enzymen gevonden?

A

Soms in voedsel maar vooral door lichaam gemaakt

44
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van enzymen?

A

Ze worden gebruikt maar niet verbruikt; dus kan meerdere malen worden ingezet

45
Q

Wat heb je nodig voor de afbraak van voedingstoffen?

A

Een combinatie van mechanische en enzymatische vertering

46
Q

Wat is mechanische vertering?

A
  • het proces waarbij het eten wordt gekauwd en gekneed.
    -Deeltjes steeds verkleind zodat enzymen makkelijker kunnen aangrijpen
47
Q

Wat is enzymatische vertering

A

Het zorgen ervoor dat voedsel goed wordt afgebroken, zodat er voedingsstoffen opgenomen kunnen worden

48
Q

Waar is maagsap van gemaakt?

A
  • Maagzuur
  • Pepsine
49
Q

Wat is de functie maagsap?

A

Helpt met spijsvertering door grote voedseldeeltjes af te breken tot kleinere deeltjes

50
Q

Waarom is functie van maagzuur zo belangrijk?

A

de zuur dood schadelijke micro-organismen/bacterien voordat ze in maag/darm kanaal kunnen komen

51
Q

Wat is functie van Pepsine?

A

Het verteren van eiwitten

52
Q

Waarom zitten maagzuur en pepsine in maagzuur samen?

A

Pepsine werkt efficienter in een zuur milieu

53
Q

Wat is functie van de maag?

A
  • Daar kan voedsel bewaard worden
  • Vervolgens in kleine porties door gegeven aan dunne darm
  • Maagsap toegevoegd aan voedseldeeltjes
54
Q

Wat doet de maagwand?

A
  • Spierweefsel van maagwand trekt samen = voedsel kneden waardoor deeltjes verder verkleind worden & goed gemengd worden met maagsap
  • Daarna kleine hoeveelheden via maaguitgang naar dunne darm
55
Q

Wat vind plaats in de magen van herkauwers wat niet plaats vind bij andere dieren?

A

Fermentatie

56
Q

Wat zijn de 4 afdelingen in de maag van een herkauwer?

A
  1. Pens
  2. Netmaag
  3. Boekmaag
  4. Lebmaag
57
Q

Wat is Chymus?

A

Mengsel voedseldelen en maagsap dat maag verlaat

58
Q

Wat gebeurd er in de dunne darm?

A
  • Voedsel wordt verder gekneed
  • Chymus gemengd met pancreassap, gal en darmsap
  • Verteren van vetten, koolhydraten en eiwitten beter door pancreasap en gal
  • Verder gestuurd naar dikke darm
59
Q

Wat gebeurd er in dikke darm?

A
  • Vocht en elektrolyten geabsorbeerd
  • Zodat alle nuttige stoffen en zo veel mogelijk vocht uit voeding getrokken wordt
  • Het restmateriaal wordt uitgescheden in de vorm van ontlasting
60
Q

Maag-darmkanaal bouw carnivoren:

A
  • Korte en dunne & dikke darm omdat voedsel goed verteerbaar is
61
Q

Maag-darmkanaal bouw herbivoren:

A
  • Relatief kleine maag
  • Lange, brede dunne darm
  • Grote dikke darm en blinde darm
62
Q

Waarom is maag-darmkanaal bouw van carnivoren anders dan herbivoren?

A

Verteer proces veel langer en intensiever van herbivoren dan van carnivoren

63
Q

Wat is het belangrijkste orgaan voor zuurstof opname?

64
Q

Wat zijn de onderdelen van de ademhalingsorganen?

A
  1. Aanvoerende luchtwegen
  2. Daadwerkelijke longen
65
Q

Wat zijn onderdelen van de aanvoerende luchtwegen?

A
  1. Neusholte
  2. Keelholte
  3. Strottenhoofd
  4. Luchtpijp
  5. Twee hoofdbronchien
66
Q

Waar bestaan de longen uit?

A
  • Bronchien die steeds verder vertakken
  • Kleinste vertakkingen komen uit in de longblaasjes
67
Q

Waar worden longen door omgegeven?

A
  • Longvlies (vergroeid met longen)
  • Borstvlies (vergroeid met ribben)
68
Q

Wat bevind zich tussen longvlies en borstvlies en waar is dit goed voor?

A
  • Pleurale ruimte waar vacuum plaatsvindt
  • Het aanzuigen van lucht in de longen bij inademen
69
Q

Wat is hemoglobine

A

Eiwit dat transport van zuurstof door bloed verzorgt

70
Q

Wat is het proces van gasuitwisseling?

A
  • Bij inademen = verse lucht in longen gebracht
  • In longblaasjes wordt zuurstof uit lucht getrokken
  • Zuurstof gaat naar haarblaasjes
  • Hemoglobine zorgt voor transport van zuurstof naar lichaam

Tegelijkertijd:

  • Lichaam geproduceerd koolzuurgas wordt vanuit bloed afgeven aan longblaasjes
  • Bij uitademen kan het de lichaam verlaten
71
Q

Hond:
Ademhaling per minuut:
Hartslag per minuut

A
  • 10-30
  • 60-120
72
Q

Kat:
Ademhaling per minuut:
Hartslag per minuut

A
  • 20-40
  • 120-180
73
Q

Wat is het bloedsomloop?

A

Een systeem van bloedvaten waar doorheen circuleert

74
Q

Wat is de taak van het bloedsomloop?

A
  • Transportsysteem van het lichaam
  • Transport van voedingstoffen en zuurstof naar cellen
  • Brengt afvalstoffen naar uitscheidingsorganen
  • Brengt koolstofdioxide naar longen
  • Constant houden van lichaamstemperatuur
75
Q

Wat is het hart?

A
  • Holle spier
    -Functioneert onafhankelijk
  • Pompt bloed door het lichaam
76
Q

Wat zijn de compartimenten van het hart?

A
  1. Rechte boezem
  2. Linker boezem
  3. Rechte kamer
  4. Linker kamer
77
Q

Vul in links onder naar rechts

A
  1. Lonblaasjes
  2. Zich steeds verder vertakkende bronchien
  3. Hoofdbronchus