GC detectoren Flashcards

1
Q

wat is een TCD

A

Thermal conductivity detector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een FID

A

Flame ionization detector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een ECD

A

Electron capture detector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het verschil tussen MS-TIC en MS-SIM

A

De SIM (Selected ion moitoring) is gevoeliger, volgt specefieken M/z waardes de TIC (Total iron current) meet breed en geeft een compleet spectrum M/z en wordt gebruikt om te identificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke Detectoren zijn destructief (TCD, FID, ECD, MS)

A

de FID en de MS zijn destructief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe en wat meet de TCD

A

De TCD meet kleine (an)organische mooleculen (zonder koolsof en stikstof)
De TCD meet de verandering in geleiding van warmte in de mobiele fase
kijkt naar bulkeigenschappen (Universeel) en is niet destructief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe en wat meet de FID

A

Koolstof bevatende componenten
Generieke detector e is destructief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe en wat meet de ECD

A

De ECD meet gehalogeneerde koolwaterstoffen maar ook nitriles en nitro-verbindingen en organometalen
hij is selectief en niet destructief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe en wat meet de MS

A

alle laadbare componenten
TIC = generiek SIM = Selectief
de MS is destructief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar kijk je naar met een universele detector

A

bulkeigenschappen van de mobiele fase en alle veranderingen in de mobiele fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar kijk je naar met een generieke detector

A

1: detecteert eigenschappen die de meeste componenten in een monster hebben 2: zoveel mogelijk componenten meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar kijk je naar met een selectiefe detector

A
  1. kijkt naar bepaalde eigenschappen van een analiet 2. niet alle componeten worden gemeten maar je kan wel andere componeten met dezelfde eigenschapen meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar kijk je naar met een specifieke detector

A
  1. je kijkt naar 1 bepaald eigenschap van een analiet. 2. andere componenten hebben deze eigenschappen niet en je meet dus alleen je analiet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aan welke 5 eisen moet een detector voldoen?

A
  1. componenten van interesse detecteren
  2. voldoende lage concentraties kunnen bepalen (LOD)
  3. Componenten van interesse vrij van sotringen meten (interferentie, peikzuiverheid)
  4. Linear verband tussen concentraties en detectorsignaal (meet berijk)
  5. onderscheid kunnen maken tussen kleine verschillen in concentratie (Gevoeligheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly