fysiologische veranderingen in het lichaam Flashcards

1
Q

Passeren geneesmiddelen de placenta en beïnvloeden ze het embryo en de foetus

A

Veel geneesmiddelen passeren de placenta en beïnvloeden embryo en foetus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is teratogeniteit?

A

Is de eigenschap van een stof of een ziekte om bij de foetus afwijkingen te veroorzaken als de moeder tijdens de zwangerschap met de stof in aanraking komt, deze inademt of inneemt, dan wel de ziekte doormaakt. Meest gevaarlijk in de eerste 10 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke factoren speelt in de eerste 10 weken bij teratogenese een rol?

A
  • Het tijdstip van toedienen  hoe later in de zwangerschap, hoe minder kans op problemen.
  • De dosis van het geneesmiddel en de duur van de behandeling
  • De aard van het geneesmiddel  hoe lipofielen het middel, hoe gemakkelijker de placentapassage; stoffen met een moleculairgewicht van meer dan 1000 dalton passeren de placenta meestal niet. Hypofyliteit.
  • Het genotype van de ontvanger van het middel  individuele gevoeligheid
  • Het bestaan van herstelmechanismen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het basisrisico bij elke zwangere?

A

Niet elk risico kan worden uitgesloten. Bij elke zwangerschap, dus ook als er geen geneesmiddelen gebruikt worden, is er een risico van 10 tot 15% op een miskraam en een risico van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt het met placentapassage en geneesmiddelen?

A

Alleen een geneesmiddel dat in het bloed van de moeder terechtkomt, kan over de placenta gaan. Hoeveel er systemisch beschikbaar komt bij de moeder is afhankelijk van de toedieningsvorm, de dosering, de gebruiksduur en de kinetiek van het geneesmiddel. Bij een lage biologische beschikbaarheid zal dit beperkt blijven. HOE korter een geneesmiddel gebruikt wordt, hoe korter de blootstelling van de embryo of foetus. Behalve insuline en heparine. Dit kan de placenta niet passeren vanwege hun hoge moluculaire gewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kunnen er medicijnen bij de embryo komen als het nog niet is ingenesteld?

A

Vóór de implantatie is er geen weefselcontact tussen moeder en bevruchte eicel. Vanaf de implantatie tot de 3e week van de ontwikkeling vindt voeding van het embryo plaats via de dooierzak.
De meeste middelen zijn bedoeld voor de behandeling van de moeder, maar kunnen vaak in de eerste weken het embryo bereiken via de dooi- erzak en amnionvloeistof en daarna de foetus via passage van de placenta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom passeren insuline en heparine de placenta niet?

A

Insuline passeert de placenta niet en het komt niet bij uw baby. Het is veel gevaarlijker voor uw baby als u géén of te weinig insuline gebruikt. Dan blijft er namelijk te veel glucose in uw bloed. Glucose passeert de placenta wel. Uw baby krijgt dan teveel glucose binnen met alle risico’s van dienBehalve insuline en heparine. Dit kan de placenta niet passeren vanwege hun hoge moluculaire gewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Legt het verband uit tussen lipofiliteit en de placenta

A

De lipofiele eigenschappen van het geneesmiddel. De placenta is een membraan, opgebouwd uit lipoproteïnen, die gemakkelijk door lipofiele stoffen kan worden gepasseerd.Lipofiliteit (vetoplosbaarheid). Hoe lipofieler het geneesmiddel, hoe gemakke-lijker het de placenta passeert;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ionisatie graad

A

De ionisatie van het geneesmiddel. Niet-geïoniseerde geneesmiddelen diffunderen gemakkelijker door biologische membranen dan geïoniseerde stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit wat het molecuulgewicht van het geneesmiddel voor invloed heeft op de placenta?

A

Het molecuulgewicht van het geneesmiddel. Stoffen met een molecuulgewicht beneden de 600 dalton passeren de placenta, doch bij een molecuulgewicht boven de 1000 dalton is de placenta niet meer doorgankelijk. De meeste geneesmiddelen hebben een molecuulgewicht beneden de 600 dalton. So
Stoffen met een molecuulmassa van meer dan 1000 dalton passeren de placenta meestal niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg de plasmaeiwitbinding uit. van een geneesmiddel uit en de passage naar de placenta

A

De plasma-eiwitbinding van geneesmiddelen. De aan eiwit gebonden fractie van het geneesmiddel kan de placenta niet passeren, de niet-gebonden fractie echter wel. Dit betekent niet dat sterk aan eiwit gebonden stoffen de foetus nauwelijks bereiken. Er is bijvoorbeeld aangetoond dat fenytoïne, dat voor een belangrijk deel aan plasma-eiwit is gebonden, zich toch in bepaalde organen van de foetus kan ophopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De passage van geneesmiddelen over de placenta is dit passieve of actieve diffusie?

A

De passage van farmaca door de placenta is meestal een passief diffusieproces.Passieve diffusie is de belangrijkste vorm van uitwisseling van geneesmiddelen en/of metabolieten via de placenta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly