fysica en methodiek HC Flashcards

1
Q

Waar wordt minimaal naar gekeken bij een echo in het 2/3e trimester?

A
· eenling- of meerlingzwangerschap 
· aanwezigheid hartactie !
· ligging foetus 
· ligging placenta 
· beoordeling hoeveelheid vruchtwater 
· foetale biometrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn oriëntatiepunten van de linkerzijde van de foetus?

A
  • hart
  • maag
  • aorta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn oriëntatiepunten van de rechterzijde van de foetus?

A
  • lever

- galblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van vruchtwater?

A
  • bescherming foetus
  • bescherming tegen infecties
  • ontwikkeling longen, maag, blaas, nieren, spieren en darmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor wordt wanneer vruchtwater geproduceerd?

A
  • eerste trimester amnion
  • tweede trimester foetus zelf
  • vanaf 20 weken ook door placenta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe meet je het vruchtwater?

A
  • subjectieve beoordeling
  • diepste pocket
  • AFI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de waarden van een goede diepste pocket en een goede AFI?

A
  • diepste pocket 2-8cm

- AFI 5-24cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer spreek je van een Polyhydramnion?

A
  • diepste pocket >8cm

- AFI >24cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer spreek je van een oligohydramnion?

A
  • diepste pocket <2cm

- AFI <5cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar wordt een Polyhydramnion vaak door veroorzaakt?

A
  • afwijkende resorptie

- verhoogde urineproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor wordt een oligohydramnion veroorzaakt?

A
  • afwijkingen urogenitale stelsel
  • verminderde urineproductie
  • lekkage vruchtwater
  • serotiniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van de placenta?

A
  • aanvoeren zuurstof en voedingsstoffen

- afvoeren CO2 en afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar kijk je naar bij placenta beoordeling?

A
  • lokalisatie
  • dikte/grootte
  • aspect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soorten placenta previa kan je onderscheiden?

A
  • laagliggende placenta (<2cm)
  • placenta previa marginalis
  • placenta previa partialis
  • placenta previa totalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de incidentie van een placenta previa?

A
  • PP –> 0,5%

- Vugt –> 0,3-0,9%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de meest voorkomende oorzaak van een bloeding in het derde trimester?

A

Een placenta previa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan de oorzaak zijn van een placentamegalie? (afwijkende grootte placenta)

A
  • diabetes gravidarum
  • maternale anemie
  • intra uterine infecties
  • chromosomale afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer zie je vaker vroegtijdige calcificaties van de placenta?

A
  • bij rokende vrouwen

- bij zwangerschap op jonge leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer zie je vaak calcificatie van de placenta?

A

Bij serotiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de incidentie van een placenta bilobata?

A

3-6% van alle zwangerschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar heb je meer kans op bij een placenta bilobata?

A
  • vasa previa

- postpartum retentio placentae van de bijlob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is intervillieuze trombose?

A

Trombose in de placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn placenta lakes?

A

Homogene echolucente gebieden groter dan 2x2cm in de placenta gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de incidentie van een abrubtio/solutio placentae?

A

1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe stel je de diagnose van een abrubtio/solutio placentae?

A

Klinisch beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is een chorionangioom?

A

Een benige tumor in de placenta, 1-2 cm dik en geheel intra-placentair gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke vormen van placenta creta bestaan er?

A
  • placenta accreta (tot myometrium)
  • placenta increta (in myometrium)
  • placenta percreta (door myometrium in andere weefsels)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een placenta creta?

A

aAbnormale hechting van de placenta in de uterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de incidentie van een placenta creta?

A

1:2500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarmee wordt een placenta creta vaak geassocieerd?

A

Met een placenta previa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn risico’s voor het ontwikkelen van een placenta creta?

A

Litteken uterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het amniotic band syndrome?

A

ruptuur van het chorion waardoor loshangend vlies in de uterus een deel van de foetus kan afknellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waar kan de insertieplaats van de navenstreng zich bevinden?

A
  • centraal/excentrisch (48-75%)
  • marginaal (6%)
  • velamenteus (2%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een velamenteuze insertie?

A

Een insertie van de navelstreng in de vliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waarmee wordt een velamenteuze inserie vaak geassocieerd?

A

Vasa previa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is een vasa previa?

A

Vaten lopend door de vliezen langs het ostium internum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is een SUA?

A

Een navelstreng met 1 vene en 1 arterie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is de incidentie van een SUA?

A
  • PP–> 1% van alle zwangerschappen

- Vugt –> 0,2-1,1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waarmee wordt een SUA geassocieerd?

A
  • niet typisch voor 1 syndroom/afwijking

- hart-, maag-, darm-, nier-, en CZS afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoeveel kans is er op groeivertraging bij een SUA?

A
  • PP–> 20-40%

- Vugt–> 30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is een varnic vena umbilicalis?

A

Uitzetting van de aderen van de vena umbilicalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is een placentair hematoom?

A

Een bloeduitstorting in de placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe kenmerkt een recent placentair hematoom zich op echobeeld?

A

Een echolucente ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Welke soorten placentaire hematomen zijn er?

A
  • Marginaal (deels zijkant placenta)
  • retroplacentair (op placenta)
  • subchorionaal (tussen placenta en chorion)
  • subamniotic (tussen chorion en amnion achter placenta)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn de gemiddelde afmetingen van een navelstreng?

A

55cm lang en 2cm doorsnede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Waar kijk je naar bij een jonge zwangerschap?

A
  • intacte zwangerschap
  • locatie zwangerschap (intra- of extra uterien)
  • hartactie
  • hoeveelheid vruchtwater
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wanneer kan je een definitieve uitspraak doen over de locatie van de placenta?

A

Na 24 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Hoe ziet de structuur van een ‘jonge’ placenta eruit ten opzichte van een ‘oude’ placenta op echobeeld?

A

Hoe jonger hoe egaler, hoe ouder hoe minder egaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat zijn redenen om het geslacht van de foetus te bepalen?

A
  • voor de ouders
  • om chorioniciteit te bepalen bij een meerling
  • bij verhoogd risico op X-linked afwijkingen
  • syndroomdiagnoses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hoe ziet de ontwikkeling van de genitaliën eruit?

A
  • 4-6 weken start
  • differentiatie start bij 7 weken
  • karakteristieke kenmerken ontstaan bij 11-14 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Hoe beoordeel je het geslacht op een echo vanaf 14 weken? Hoe betrouwbaar is dat?

A

De anatomie beoordelen in transversaal vlak, betrouwbaarheid 80-95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Hoe kan je bij 11-14 weken het geslacht bepalen op een echo? En hoe betrouwbaar is dat?

A

Door de Nub theorie (hoek van genitaal tuberkel), betrouwbaarheid 70-90%.

  • bij jongens is die hoek 30 graden
  • bij meiden is die hoek 0 graden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Hoe kan je bij 6-8 weken het geslacht bepalen op een echo en hoe betrouwbaar is dat?

A

Door de Ramzi theorie (plaats placenta), betrouwbaarheid 54%.

  • bij jongels rechts
  • bij meiden links
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Vanaf wanneer gaan de testis indalen?

A

Vanaf 25 weken
26-32 weken: 60% ingedaalde testis
Na 32 weken: 95% ingedaalde testis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Vanaf wanneer kan je het geslacht bepalen op een echo?

A

Vanaf 15-16 weken betrouwbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat zie je bij een mannelijk geslacht op de echo en wat zie je bij een vrouwelijk geslacht op de echo?

A
  • bij een mannelijk geslacht het scrotum en de penis

- bij een vrouwelijk geslacht de labia majora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Waarvan hangt de betrouwbaarheid van de geslachtsbepaling af?

A
  • zwangerschapsduur
  • ervaring echoscopiste
  • echoapparatuur (3-D kan betrouwbaarheid vergroten)
  • ligging foetus
  • maternale habitus (BMI, structuur buikwand)
  • geslacht foetus (mannelijk > vrouwelijk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

In welk vlak wordt de AC gemeten?

A

Transversale doorsnede van de buik van de foetus in het vlak waar de maag, de vena umbilicalis op 1/3, de wervelkolom en 2 ribben zichtbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

In welk vlak wordt de HC gemeten?

A

Transversale doorsnede van het hoofd van de foetus in het vlak waar de midline in het midden, het cavum septum pellucidum en de laterale ventrikel zichtbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

In welk vlak wordt de BPD gemeten?

A

In het zelfde vlak als de HC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

In welk vlak wordt de FL gemeten?

A

Lengtedoorsnede van het been met het femur geheel van de ene naar de andere kant zichtbaar, het liefst horizontaal in beeld. Alleen benige deel meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Waarom wordt de biometrie gemeten?

A

Groei bepalen
Gewicht schatting
Termijnbepaling
Objectiveren normale anatomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Hoe wordt het gewicht geschat met een echo?

A

De biometrie (HC, BPD, AC, FL) wordt gemeten en hier wordt een hadlock formule op toegepast waaruit een gewichtsschatting wordt gegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Hoe nauwkeurig is een gewichtsschatting met behulp van biometrie?

A

Onnauwkeurigheid van 7%

In de praktijk daadwerkelijk een onnauwkeurigheid tot 15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wanneer is gewichtsschatting minder betrouwbaar? (bij welke kinderen)

A

Minder betrouwbaar bij kinderen <1000g en >4000g, door grotere kans op meetfouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Hoeveel groei echo’s moeten er minimaal gemaakt worden voor goede beoordeling van de groei en hoeveel tijd moet hiertussen zitten?

A

2 groei echo’s met minimaal 10-14 dagen daar tussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Waar wordt naar gekeken met het beoordelen van de groei?

A

Volgt de groei de curve of buigt de groei af (naar boven of beneden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Welke soorten groeivertraging zijn er?

A
  • symmetrisch –> alles klein

- asymmetrisch –> AC loopt achter ten opzichte van HC en FL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat is vaak een oorzaak van asymmetrische groeivertraging?

A

Placenta insufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Van welke soort groeivertraging is er sprake als de AC kleiner is dan de HC?

A

Asymmetrische groeivertraging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Van welke soort groeivertraging is er sprake als alles van de foetus klein is?

A

Symmetrische groeivertraging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Welke factoren hebben invloed op de nauwkeurigheid van het meten van de biometrie?

A
  • hogere BMI
  • hogere zwangerschapsduur
  • hogere pariteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wanneer is gewichtsschatting van belang?

A
  • dreigende vroeggeboorte
  • stuitligging
  • verdenking foetale groeivertraging
  • verdenking macrosomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wanneer vindt de beoordeling van het foetale hart plaats?

A

Tussen de 18 en 22 weken

75
Q

Wat is er bijzonder aan het foetale hart en bloedomloop?

A
  • vena umbilicalis is zuurstofrijk
  • arteria umbilicalis zijn zuurstofarm
  • foramen ovalis
  • Ductus Botalli
76
Q

Waar wijst de apex van het hart heen?

A

Naar links

77
Q

Vanuit welke hoeken kan je het vierkamerbeeld bekijken met een echo?

A
  • apical view (apex richting ventraal)
  • basal view (apex richting dorsaal)
  • lateral view (apex richting links or rechts)
78
Q

In hoeveel graden staat de hart-as ten opzichte van de voor- achter waardse lijn?

A

Ongeveer 45 graden

79
Q

Wat beoordeel je bij het vierkamerbeeld?

A
o	Positie hart in thorax, inclusief hart-as
o	Grootte van het hart
o	Ritme en contractiliteit
o	Grootte en symmetrie atria
o	Atriumseptum en foramen ovale 
o	Long venen drainage in linker atrium 
o	AV-kleppen, positie en functie 
o	Grootte en symmetrie ventrikels 
o	Continuïteit ventrikelseptum 
o	Aanwezigheid crux (kruis)
80
Q

Hoe groot moet het hart ongeveer zijn ten opzichte van de thorax?

A

1/3 van de thorax

81
Q

Op welke echo technische manieren kan je het hart in beeld krijgen?

A
  • Midsaggitale doorsnede WK en dan 90 graden draaien
  • Midsaggitale doorsnede buikwand en dan 90 graden draaien
  • Transversale doorsnede maag en dan richting hart schuiven
82
Q

Op welke manier krijg je de nieren saggitaal in beeld bij een echo?

A
  • saggitale doorsnede van de foetus
  • WK in de lengte zichtbaar
  • schuif naar links of naar rechts van de WK
  • zoomfunctie gebruiken
83
Q

Hoe ziet een nier eruit op een echo?

A
  • boonvormige structuur
  • echogene structuur
  • twee nieren aan weerszijden van de wervelkolom
84
Q

Op welke manier krijg je de nieren transversaal in beeld bij een echo?

A
  • transversale doorsnede van de foetus
  • buikomtrek foetus thv maag
  • schuif richting caudaal
  • zoomfunctie gebruiken
85
Q

Wat zou je kunnen doen om de linkernier goed in beeld te krijgen zonder last te hebben van slagschaduw van de WK?

A

Wiegen

86
Q

Wat is de prevalentie van urinewegafwijkingen? En hoeveel procent is dit van de congenitale afwijkingen?

A

Prevalentie 3 op de 1000

20-30% van de congenitale afwijkingen

87
Q

Wanneer start de nefrogenese tijdens de ontwikkeling van de embryo/foetus? En uit welke 3 fases bestaat deze?

A

Start in week 6

  • Pronephros
  • Mesonephros
  • Metanephros
88
Q

Welke 3 soorten obstructies bestaan er in de urinewegen?

A
  • Hoge obstructie (pylelum-ureter)
  • Lage obstructie (ureter-blaas)
  • Infravesicale obstructie (uitstroombelemmeringen blaas, urethra)
89
Q

Wat is de echotechniek om een arm met hand of een been met voet in beeld te krijgen op de echo?

A
  1. Foetus in lengterichting in beeld
  2. WK in beeld brengen
  3. Schuif LI evenwijdig aan WK => linker arm
  4. Schuif RE evenwijdig aan WK => rechter arm
90
Q

Wat wordt er bekeken bij het doorscannen van de uterus?

A
  • Is er sprake van zwangerschap?
  • Intra-uterien? ALTIJD aan EUG denken!
  • Is er hartactie?
  • Hebben we te maken met een éénling of meerling zwangerschap?
  • Zijn er bijzonderheden rondom of in de uterus anders dan normale zwangerschap
  • Is de hoeveelheid vruchtwater normaal
91
Q

Hoe wordt de locatie van de placenta bepaald op een echo?

A

Door de uterus te scannen longitudinaal en transversaal, dan wordt er een uitspraak gedaan over de locatie van de placenta. (ventraal, dorsaal, links, rechts, hoog, laag, in fundo of over ostium internum)

92
Q

Wat is het nut van het bepalen van de ligging van de foetus?

A
  • Ligging bepalen maakt het mogelijk om biometrie vlakken te vinden.
  • Ligging van de rug maakt het je mogelijk om transversale vlakken voor biometrie te vinden
  • Links bepalen zorgt ervoor dat altijd bekend is naar welke zijde van het kind gekeken wordt
  • Links bepalen is belangrijk bij ligging organen en dat er naar het linker of rechter (bijvoorbeeld) arm wordt beoordeeld
  • Ligging bepalen in laatste stadium van zwangerschap is belangrijk voor bevalling
93
Q

Vanaf wanneer kan de placenta ligging gezien worden op een echo?

A

vanaf ongeveer 12 weken

94
Q

Hoe wordt er op de echo bepaald of een foetus in lengte of dwarsligging ligt?

A

Bij transducer longitudinaal op buik:

  • saggitale doorsnede foetus –> lengteligging
  • transversale doorsnede foetus –> dwarsligging

Bij transducer transversaal op buik:

  • saggitale doorsnede foetus –> dwarsligging
  • transversale doorsnede foetus –> lengteligging
95
Q

Hoe bepaal je op de echo of er bij een lengteligging van een foetus sprake is van een stuitligging of hoofdligging?

A

Probe longitudinaal op buik waarbij je een saggitale doorsnede van de foetus hebt.
Stuitligging als het hoofd craniaal ligt en de stuit caudaal ligt.
hoofdligging als de stuit craniaal ligt en het hoofd caudaal ligt.

96
Q

Hoe herken je de wervelkolom bij een midsaggitaal beeld van de foetus?

A

Van nek tot stuit. Een dubbele rij (tramrails) harde echodense reflectoren die bij de stuit in een puntje uitloopt.

97
Q

Hoe herken je de wervelkolom bij een transversaal beeld van de foetus?

A

Als 3 echodense puntjes met daaraan vast twee echodense ribben

98
Q

Hoe krijg je de wervelkolom midsaggitaal in beeld bij een foetus in lengteligging?

A
  • Start met de probe in longitudinale richting en zorg dat de foetus in lengte afgebeeld is.
  • Zorg ervoor dat de probe recht op de buik staat.
  • Draai nu de probe 90 graden zodat de WK transversaal in beeld komt en bepaal waar de WK ligt.
  • Draai nu de probe 90 graden.
  • Schuif nu naar links of rechts over de buik en breng de WK midsaggitaal in beeld.
  • Kind kan ook van links boven naar rechts onder in de buik liggen.
99
Q

Hoe krijg je de wervelkolom midsaggitaal in beeld bij een foetus in dwarsligging?

A
  • Start met de probe in longitudinale richting en draai zover naar transversaal dat de foetus in de lengte afgebeeld is.
  • Zorg er voor dat de probe recht op de buik staat.
  • Draai nu 90 graden zodat de WK transversaal in beeld komt. Bepaal nu op je scherm waar de WK ligt.
  • Draai de probe 90 graden.
  • Schuif nu met naar craniaal en caudaal op de buik en kijk waar je de wervelkolom tegenkomt zodat deze midsaggitaal in beeld komt.
100
Q

Hoe, met welke stappen, bepaal je de linker- en rechterzijde van de foetus?

A
  • Start met doorscannen van de uterus
  • Bepaal de ligging van de foetus en waar het hoofd en de stuit liggen
  • Oriënteer je waar links en rechts liggen
101
Q

Waar wordt bij een SEO naar gekeken in het hoofd?

A
  • Hoofdomtrek en BPD
  • Laterale ventrikel
  • Plexus choroideus
  • Cerebellum en TDC
  • Oogkassen en evt lenzen
  • Profiel
  • Neus, lippen en kin (aangezicht)
  • Gehemelte
102
Q

Waar wordt bij een SEO naar gekeken bij de thorax/abdomen?

A
  • Wervelkolom midsaggitaal en coronaal
  • Longen
  • Hart
  • Diaphragma
  • Buikomtrek
  • Buikwant (thv navelstrenginstertie)
  • Maag en blaasvulling
  • Darmpakket
  • Nieren en nierarteriën
103
Q

Waar wordt bij een SEO naar gekeken in het hart?

A
  • Vierkamerbeeld
  • Met kleuren doppler
  • Linker uitstroombaan (aorta)
  • Rechter uitstroombaan (arterie pulmonalis)
  • 3 vessel view
  • Septum
104
Q

Waar wordt bij een SEO naar gekeken bij de ledematen?

A
  • Armen en eventueel handen en vingers
  • Humerus, radius, ulna
  • Benen
  • Voeten en eventueel tenen
  • Femur, tibia, fibula
  • Geslacht tussen bovenbenen
105
Q

Wat is de meest voorkomende afwijking?

A

SUA

106
Q

Wat was eigenlijk het doel van de SEO (in eerste instantie)?

A

Neuralebuisdefecten en spina bifida detecteren.

Incidentie: 6,3 op 10.000 pasgeborenen.

107
Q

Welke groepen afwijkingen bestaan er (qua grootte)? En wat is de prevalentie?

A

Major congenitale afwijkingen, prevalentie 2-3%

Minor congeniale afwijkingen, prevalentie 7%

108
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van congenitale afwijkingen>

A
•	Chromosoom afwijkingen 
-  Autosomaal recessief
- Autosomaal dominant
- X-gebonde
•	Omgevingsfactoren 
•	Leeftijd 
•	Mulitfactoreel
109
Q

Welke manieren van screening op afwijkingen bestaan er? En wanneer kan dit gedaan worden?

A

1e trimester combinatie test (11-14 weken)
NIPT (vanaf 11 weken)
SEO (Structureel Echoscopisch Onderzoek) (18-22 weken)

110
Q

Welke manieren van diagnostiek op afwijkingen bestaan er? En wanneer kan dit gedaan worden?

A

GUO 1 (Geavanceerd Ultrageluids Onderzoek, high risk) (18-22 weken)
GUO 2 (Geavanceerd Ultrageluids Onderzoek) (10-40 weken)
Invasieve diagnostiek
- vlokkentest (11-13 weken)
- vruchtwaterpunctie (vanaf 15,5 weken)

111
Q

Hoeveel zwangeren willen een SEO?

A

95%

112
Q

Wat is het doel van de SEO?

A

Detectie van afwijkingen (neuraal buis defect)

  • -> Aanpassing obstetrisch beleid 
  • -> Verbetering van de prognose
  • -> Zwangerschapsafbreking (ernstige foetale afwijkingen)
113
Q

Naar welke onderdelen wordt gekeken bij de SEO (over het algemeen)?

A

Aantal foetussen, hartactie, placenta, vruchtwater  Biometrie: hoofdomtrek, buikomtrek, femurlengte  Beoordeling anatomie
Schedel: vorm, echodensiteit, hersenen, cerebellum
Wervelkolom, 2 richtingen
Gelaat: ogen, neus, uitsluiten lipspleet
Thorax: ribben, longen, diafragma
Hart: 4-kamerbeeld, kruisende vaten
Abdomen: buikwand, maag, blaas, darmen, nieren
Extremiteiten, bovenste en onderste

114
Q

Wat is een GUO 1?

A

GUO waarbij het risico voor de zwangerschap al bekend is

115
Q

Wat is een GUO 2?

A

GUO waarbij tijdens de zwangerschap duidelijk wordt dat dit nodig is

116
Q

Welke aanvullende diagnostiek wordt toegepast na een positieve GUO?

A

Invasieve aanvullende onderzoeken zoals bloedonderzoek, vlokkentest en vruchtwaterpunctie met Array en WES detectie.

117
Q

Wat wordt onderzocht bij aanvullende diagnostiek na een positieve GUO?

A
  • Infectie bij moeder of vruchtwater
  • Chromosoomafwijkingen
  • DNA afwijkingen
  • Stofwisselingsziekten
  • Microchondriaal erfelijke afwijkingen
118
Q

Welke groepen afwijkingen bestaan er?

A
  • Geïsoleerde afwijkingen (enkele afwijking)

* Geassocieerde afwijkingen (meerdere afwijkingen of met chromosomale afwijking)

119
Q

Wat is het verschil tussen de zwangerschapsduur en de embryonale ontwikkeling?

A

De embryonale leeftijd telt pas vanaf de dag van conceptie en de zwangerschapsduur vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie (2 weken eerder).

120
Q

Wanneer eindigt de embryonale periode? Hoe ziet het embryo er dan uit?

A

Bij 10 weken zwangerschapsduur
Bij 8 weken embryonale ontwikkeling
De organogenese is beïndigt en het embryo is dan 30mm.

121
Q

Wanneer wordt een embryo een foetus genoemd?

A

Vanaf een lengte van 30mm

Vanaf positieve hartactie

122
Q

Wat zijn de voordelen van een juiste termijnstelling?

A
  • Verminderen inleidingen i.v.m. serotiniteit
  • Groeivertraging tijdig diagnosticeren
  • Grens levensvatbaarheid
  • Kansberekening combinatietest
123
Q

Waarop wordt de a terme datum gebaseerd?

A

Op basis van echoscopische parameters

EDLM wordt wel genoteerd

124
Q

Waar wordt naar gekeken bij een eerste-trimester echo?

A

· intra-uterien vrucht(zak),
· eenling / meerling?
· hartactie
· mono- of dichoriale meerlingzwangerschap
· de zwangerschapsduur op basis van de biometrie (nvog; modelprotocol)

125
Q

Vanaf wanneer is hartactie te zien? Hoe groot is de foetus dan?

A

Vanaf 5+3 weken met vaginale transducer

De foetus is dan 2-4mm

126
Q

Hoeveel BPM is de hartslag bij 5 en bij 10 weken?

A

Bij 5 weken 70 BPM

Bij 10 weken 170 BPM

127
Q

Vanaf wanneer is de vruchtzak zichtbaar? Hoe groot is deze dan?

A

Vanaf 4+2 weken

Deze is dan 3-5mm

128
Q

Wanneer MOET er hartactie zichtbaar zijn?

A

Bij een vruchtzak van 15mm moet hartactie aanwezig zijn anders is de zwangerschap niet intact.

129
Q

Vanaf wanneer is de dooierzak te zien?

A

Vanaf 5 weken

130
Q

Hoe wordt de CRL gemeten?

A
  • Langste rechte-lijn meting
  • Midsagitaal of coronair
  • 3rd + 4th ventrikel; neus; genitale tubercle; neutrale positie
  • Grens foetus duidelijk zichtbaar
  • Gebruik de ‘zoom’ knop
  • Gemiddelde van 3 metingen
131
Q

Bij welke termijn wordt de CRL gebruikt om de termijnbepaling uit te voeren?

A

8+4-12+6 CRL meting (20-68mm)
Optimaal tussen de 10+0-12+6 (33-68mm)
Bij verschillende metingen de meting aanhouden het dichtst bij de 10 weken

132
Q

Welke meting wordt gebruikt voor termijnbepaling na de 13 weken?

A

De BPD, deze is dan>23mm

De HC, deze is dan >80mm

133
Q

Welke meting wordt gebruikt voor termijnbepaling na de 18 weken?

A

De TCD wordt dan bepaald

134
Q

Wat noteer je in je verslaglegging bij een eerste trimester echo?

A
ELM
Datum positieve test
Gebruik anticonceptie, denk ook aan IUD.
Beeld echo:
- Vruchtzak meten
- Aanwezigheid hartactie
- CRL
- Bijzonderheden / advies
135
Q

Welke ‘soorten’ meerlingen zijn er? En wat is de prevalentie?

A
Monozygoot (33%)
- dichodiaal - diamniotisch (11%)
- monochoriaal - diamniotisch (21%)
- monochoriaal - monoamniotisch (1%)
Dizygoot (67%)
136
Q

Hoeveel Hz is ultrageluid (echo)?

A

> 20.000 Hz

137
Q

Hoe heten witte structuren die je ziet op echobeeld? Hoe worden deze gevormd (qua trillingen)?

A

Echodens

Hoe meer trillingen terug worden gekaatst, hoe hoger de intensiteit, hoe witter her beeld.

138
Q

Hoe heten de zwarte structuren die je ziet op echobeeld? Hoe worden deze gevormd (qua trillinten)?

A

Echolucent

Wanneer er geen trillingen terug worden gekaatst is het beeld zwart.

139
Q

Hoe heten de grijze structuren die je ziet op echobeeld?

A

Echodens

140
Q

Welke structuren op een echo zijn voornamelijk echodens?

A

Organen

141
Q

Welke structuren op een echo zijn voornamelijk wit?

A

Botten

142
Q

Welke structuren op een echo zijn echolucent?

A

Vloeibare structuren zijn echolucent, bijvoorbeeld blaas en maagvulling, vruchtwater en bloed.

143
Q

Hoe wordt beeldopbouw gerealiseerd?

A

Echoscopie bestaat uit ultrageluidsgolven die terugkaatsen op weefsel. Het verschil in de samenstelling van weefsels maakt dat er verschillende intensiteit wordt teruggekaatst. De diepte bepaald de tijdsduur waarop het wordt teruggekaatst. Met de tijdsduur wordt gekeken hoe diep de reflector ligt waarmee de voortplantingssnelheid bepaald wordt. Hiermee wordt beeldopbouw gerealiseerd.

144
Q

Waar bevinden zich de Piëzo kristallen bij het echoapparaat? Wat doen deze kristallen?

A

In de transducer.
Deze kristallen zorgen voor het uitzenden en ontvangen van de trillingen.
- Eén kristal geeft een geluidsgolf.
- Meerdere kristallen naast elkaar geven een geluidsbundel. Hierdoor ontstaat een real-time beeld

145
Q

Wat is resolutie?
Wat is axiale resolutie?
Wat is laterale resolutie?
Wat is temporele resolutie?

A

De kwaliteit van het beeld wordt grotendeels bepaald door de resolutie. Axiale resolutie is de mate waarin achter elkaar gelegen reflectoren afgebeeld kunnen worden.
Laterale resolutie naast elkaar gelegen reflectoren.
Temporele resolutie bewegende posities die achtereenvolgend afgebeeld kunnen worden.

146
Q

Wat is de frame rate?

A

Het aantal beeldjes per seconde

147
Q

Wat is dynamic range

A

De variatie in verschillende grijstinten

148
Q

Wat is compound imaging? (beeldoptimalisering)

A

Bij compound imaging vindt de emissie van ultrageluid onder verschillende hoeken van de transducer plaats waardoor reflectoren die in een andere hoek liggen beter worden afgebeeld.

149
Q

Wat is persistance? (beeldoptimalisering)

A

Bij persistance worden opeenvolgende beelden met elkaar gecorreleerd waardoor een fijnere structuur ontstaat met minder speckles.

150
Q

Wat is speckle reduction? (beeldoptimalisering)

A

Bij speckle reduction wordt er gewerkt met een hogere emissiefrequentie waardoor minder speckles te zien zijn in het beeld door deze kleiner en minder hinderlijk te maken.

151
Q

Wat is harmonic imaging?

A

Met harmonic imaging wordt beeldopbouw gefilterd op hogere frequenties en ontstaat een betere resolutie. Zo kan er betere beeldvorming ontstaan bij lastige echocondities zoals bij obesitas.

152
Q

Welke frequentie wordt gebruikt in de echografie binnen de verloskunde?

A

2-20MHz binnen echografie

2,5-8 MHz binnen verloskunde meest gebruikt

153
Q

Wat is de depth instelling op het echoapparaat?

A

De maximale diepte van het beeld om hetgeen wat je in beeld wilt brengen goed in beeld te kunnen brengen.

154
Q

Wat is de gain instelling op het echoapparaat?

A

De focus moet liggen op hetgeen waar de onderzoeker zich op wilt focussen.

155
Q

Wat is de focus instelling op het echoapparaat?

A

Er wordt gezoomd op het stuk waarin de onderzoeker geïnteresseerd is om het zo beter in beeld te kunnen brengen.

156
Q

Wat is de zoom instelling op het echoapparaat?

A

De compensatie van het teruggekaatste geluid, zo kan je iets witter of zwarter maken. Dit kan met een algemene knop op met TGC specifieker gedaan worden.

157
Q

Wat is de formule om de tijd van de teruggekaatste trillingen te berekenen?

A

t = (2xD) / c

t = tijd 
c = voortplantingssnelheid (verschillend per weefsel)
D = diepte (2x diepte omdat heen en terug)
158
Q

Wat is de voortplanting van een trilling?

A

Een golf

159
Q

Met welke formule wordt de diepte van structuur waartegen de trillingen teruggekaatst worden berekend?

A

D = ½t x C

D = diepte 
t = tijd (1/2 omdat de tijd van heen en terug is)
c = voortplantingssnelheid (verschillend per weefsel)
160
Q

Wat is methodisch scannen?

A

Scannen in een bepaalde volgorde en volgens een bepaalde methode zodat je niks vergeet of over het hoofd ziet.

161
Q

Hoe scan je de uterus door?

A

Door longitudinaal in 2 vlakken en transversaal in 1-2 vlakken door de uterus te gaan met de probe.

162
Q

Wat is de golflengte?

A

De lengte van een golf

163
Q

Wat is de amplitude?

A

De hoogte van een golf

164
Q

Wat zie je bij een hoge en bij een lage frequentie? En hoeveel doordringend vermogen is er?

A

Hoge frequentie: meer trillingen: meer details maar weinig doordringend vermogen.
Lage frequentie: minder trillingen, kleine details minder goed van elkaar te onderscheiden, hoger doordringend vermogen (dieper).

165
Q

Wat is akoestische impedantie?

A

Dit is de echodensiteit.
Ieder weefsel heeft andere dichtheid of akoestische impedantie
Verschillen in dichtheid geven verschillende grijswaarden

166
Q

Hoe verbeter je de resolutie in je echobeeld?

A
  • frequentie
  • focus (brandpunt)
  • depth (beïnvloedt divergeren van de bundel en tijd die nodig is voor schrijven bundel)
  • verhogen frame rate (temporele resolutie)
167
Q

Hoe verbeter je je schermweergave bij een echo onderzoek?

A
  • gain / TGC

- dynamic range (aantal grijswaarden: laag is weinig, hoog is veel grijswaarden)

168
Q

Welke effecten kunnen de veiligheid van een echo onderzoek beïnvloeden?

A
Thermische effecten (TI): absorptie van ultrageluid door weefsels, akoestische energie wordt omgezet in warmte.
Mechanische effecten (MI): Belangrijkste effect is cavitatie (gasbelletjes die in beweging komen; tijdens zwangerschap waarschijnlijk te verwaarlozen)
169
Q

Bij welke temperatuur en bij welk tijdsbestek aan blootstelling kan er schade optreden bij de embryo?

A

Bij een temperatuur van 41,5 graden gedurende minimaal 5 minuten

170
Q

Hoe kan je echoscopie zo veilig mogelijk houden?

A
  • Werk met zo laag mogelijke akoestische output.
  • Voorkom zo veel mogelijk “dwell time”
  • Gebruik PW-doppler wordt afgeraden tot 10 weken. Veel energie op hartje in aanleg.
  • Alara principe
171
Q

Wat is een artefact?

A

Het weergeven/afbeelden van zaken (objecten) die niet aanwezig zijn óf het niet (of niet correct) weergeven/afbeelden van zaken (objecten) die wel aanwezig zijn.
Niet echt, niet afgebeeld, verkeerde locatie, verkeerde helderheid, vorm of grootte.
Vertekeningen, spookbeelden, drogbeelden…

172
Q

Welke soorten artefacten zijn er?

A
  • anisotropie
  • reverberatie
  • schaduw artefact
  • edge artefact
  • breking of refractie
  • dorsale versterking
  • spiegeling
173
Q

Wat is anisotropie? (atrefact)

A

Een materiaal is anisotroop wanneer de eigenschappen niet in iedere richting dezelfde zijn. Dit begrip kan betrekking hebben op verschillende materiaaleigenschappen. Wanneer de materiaaleigenschappen niet van de richting afhangen, wordt het materiaal isotroop genoemd.
Ontstaat door niet loodrecht aanscannen van een structuur.

174
Q

Wat is reverberatie? (artefact)

A
  • Geluidsgolf caramboleert tussen probe en object: meervoudige reflectie tussen sterk reflecterende structuren. Afnemend in sterkte.
  • Ook wel mirror image
  • Treedt vooral op als er geen goed contact is met de buik.
175
Q

Wat is een schaduw artefact? (akoestische schaduw)

A
  • Geluidsgolf wordt volledig gereflecteerd (lucht) of geabsorbeerd (bot) waardoor het achterliggende weefsel niet bereikt wordt
  • Wordt ook wel slagschaduw genoemd, echoloze zone
  • Is bruikbaar bij bijvoorbeeld meten femur
176
Q

Wat is een edge artefact?

A
  • Is een bijzondere vorm van een schaduw artefact
  • Ontstaat bij het aanscannen van een convexe of ronde structuren zoals een cyste of een bloedvat
  • Slagschaduw aan de rand van ronde structuur
177
Q

Wat is breking of refractie? (artefact)

A

-Door breking verandert de richting van de geluisgolven
-Structuren worden in horizontale richting “verplaatst”
(zoals een rietje in een glas water)

178
Q

Wat is dorsale versterking? (artefact)

A
  • hyperreflectie achter een reflectiearme/echolucente zone
  • echoversterking achter bijvoorbeeld een volle blaas
  • vruchtwater
  • tegengesteld aan schaduw artefact
179
Q

Wat is spiegeling? (artefact)

A
  • Treedt op door reflectie in een andere richting van de bundel
  • Structuur komt aan de andere kant van de reflector
  • Het diafragma werkt bijvoorbeeld soms als een spiegel
180
Q

Hoe verhelp je een artefact?

A

Artefacten “verhelpen”:

  • scan vanuit verschillende hoeken (draaien, wiegen,roteren..)
  • gebruik hoogtechnologische beeldoptimalisatie (o.a. compound scanning en speckle reduction)
181
Q

De voortplantingssnelheid is nodig om de diepte te berekenen. Met welke voortplantingssnelheid hebben we te maken?

A

De voortplantingssnelheid is in elke structuur/weefsel van het lichaam verschillend. In de formule om de diepte te berekenen wordt daarom gerekend met een gemiddelde voortplantingssnelheid. (1540 m/sec)

182
Q

Dynamic range staat voor het aantal grijswaarden en daarmee voor het contrast binnen het echobeeld. Wat betekent een lage dynamic range?

A

Bij een lage dynamic range zijn er weinig grijswaarden. er is een groot contrast zodat bijvoorbeeld bewegende kleppen van het hart goed onderscheiden kunnen worden.

183
Q

Vanuit welke hoek zijn defecten in het septum tussen beide ventrikels het best te beoordelen?

A

Lateral view