functies

Question 1

kraakbeen

Answer 1

1. elasticiteit
2. gladheid (waardoor botuiteinden vlot over elkaar kunnen bewegen)
3. schokdempend vermogen

Question 2

osteoblasten

Answer 2

botopbouw

Question 3

osteocyten

Answer 3

concentratie aan mineralen in beenmatrix in stand houden

Question 4

osteoclasten

Answer 4

afbreken van de matrix

Question 5

beenweefsel

Answer 5

1. beschermen van weke organen
2. vormen de aanhechting van skeletspieren
3. in staan voor beweging
4. opslagplaats van mineralen (Ca, Pb, radioactieve elementen, fluoride)
5. produceren van rode bloedcellen, deel van witte bloedcellen en bloedplaatjes (door rood beenmerg)
6. opslagplaats van vet (door geel beenmerg)

Question 6

parathormoon

Answer 6

doet calciumspiegel stijgen

Question 7

calcitonine

Answer 7

doet calciumspiegel dalen

Question 8

vitamine D3

Answer 8

stimuleren van de mineralisatie van het bot

Question 9

motorische neuronen

Answer 9

prikkels uit hersenen/ruggenmerg naar het orgaan brengen

Question 10

sensorische neuronen

Answer 10

exteroceptieve prikkels naar ruggenmerg/hersenen brengen

Question 11

schakelneuronen

Answer 11

verbinding vormen tussen de motorische en de sensorische neuronen (=> geven prikkel door)

Question 12

pia mater

Answer 12

zenuwweefsel voorzien van voedingsstoffen en zuurstof

Question 13

hersenvocht/liquor cerebrospinalis

Answer 13

1. afvoeren van stofwisselingsproducten van de hersenen
2. beschermen van het CZS tegen schokken en stoten

Question 14

cerebrum

Answer 14

regeling van:
1. beweging
2. emoties
3. geheugen
4. planning

Question 15

cerebellum

Answer 15

regeling van:
1. coordinatie van bewegingen
2. in stand houden van lichaamshoudingen en evenwicht

Question 16

frontale kwab

Answer 16

1. aansturing van willekeurige bewegingen
2. mentale functies (beoordelingsvermogen, impulscontrole, sociaal gedrag, geheugen, taal, probleemoplossing)

Question 17

prefrontale cortex

Answer 17

1. hogere executieve functies (beslissingen nemen, plannen, sociaal gedrag, impulsbeheersing)
2. werkgeheugen

Question 18

temporale kwab

Answer 18

1. gehoor
2. visuele herkenning
3. verbale geheugen
4. taalfuncties

Question 19

pariëtale kwab

Answer 19

1. integreren van zintuigelijke informatie
2. ruimtelijk denken

Question 20

occipetale kwab

Answer 20

1. verwerking van visuele informatie

Question 21

fornix

Answer 21

details van gebeurtenissen

Question 22

amygadala

Answer 22

1. angst
2. leerprocessen

Question 23

cingulate gyrus

Answer 23

regulatie van emoties

Question 24

hippocampus

Answer 24

1. episodisch geheugen (gebeurtenissen)
2. semantisch geheugen (algemene feiten)

Question 25

limbisch systeem

Answer 25

betrekking op emoties

Question 26

kleine hersenen

Answer 26

1. coordineren bewegingen 2. bewaren van evenwicht

Question 27

thalamus

Answer 27

voorkomen dat de grote hersenen een overload aan informatie krijgen uit de periferie

Question 28

ribben

Answer 28

1. bescherming van organen 2. belangrijke rol bij ademhaling

Question 29

hypofyse

Answer 29

produceren van hormonale stoffen

Question 30

pulmonalisklep/ valva trunci pulmonalis

Answer 30

verhinderen van het terugvloeien van bloed naar de kamers

Question 31

kransslagaders/ arteriae coronariae

Answer 31

staan in voor de voeding van de hartspier zelf

Question 32

arteriën

Answer 32

regelen van bloedstroom naar capillairen

Question 33

capillairen

Answer 33

zorgen voor uitwisseling van water en opgeloste bestanddelen tussen bloed en weefselstof door

Question 34

venen

Answer 34

bloedreservoir