frans werkwoorden 2.0 Flashcards
1
Q
apprécier
A
waarderen
2
Q
confier
A
toevertrouwen
3
Q
crier
A
roepen
4
Q
oublier
A
vergeten
5
Q
parler
A
praten
6
Q
penser
A
denken
7
Q
publier
A
publiceren
8
Q
remercier
A
bedanken
9
Q
vérifier
A
controleren
10
Q
annocer
A
aankondigen
11
Q
commencer
A
beginnen
12
Q
déplacer
A
verplaatsen
13
Q
se déplacer
A
zich verplaatsen
14
Q
divorcer
A
scheiden
15
Q
effacer
A
uitwissen
16
Q
s’exercer
A
zich oefenen
17
Q
se fiancer
A
zich verloven
18
Q
lancer
A
gooien, werpen
19
Q
menacer
A
bedreigen
20
Q
placer
A
plaatsen
21
Q
pronocer
A
uitspreken
22
Q
renoncer
A
afzien
23
Q
arranger
A
schikken, in orde brengen
24
Q
bouger
A
bewegen
25
changer
veranderen
26
se changer
zich omkleden
27
corriger
verbeteren
28
déménager
verhuizen
29
déranger
storen
30
encourager
aanmoedigen
31
exiger
eisen
32
loger
logeren verblijven
33
manger
eten
34
mélanger
mengen
35
nager
zwemmen
36
neiger
sneeuwen
37
partager
delen
38
protéger
beschermen
39
ranger
ordenen, opruimen