frans werkwoorden Flashcards
1
Q
Indicatif present
A
ik vertrek
2
Q
imperatif
A
vertrek, laten we vertrekken, vertrek
3
Q
imparfait
A
ik vertrok
4
Q
participe pres.
A
vertrekkend
5
Q
gerondif
A
al vertrekkend
6
Q
subjonctif pres.
A
omdat ik vertrek
7
Q
futur proche
A
ik ga vertrekken
8
Q
futur simple
A
ik zal vertrekken
9
Q
conditionnel pres.
A
ik zou vertrekken
10
Q
passe recent
A
ik ben zonet vertrokken
11
Q
passe compose
A
ik ben vertrokken
12
Q
futur anterieur
A
ik zal vertrokken zijn
13
Q
plus-que-parfait
A
ik was vertrokken
14
Q
condit. passé
A
ik zou vertrokken zijn
15
Q
subjonctif passe
A
dat ik ben vertrokken