frans werkwoorden Flashcards
1
Q
falloir
A
moeten
2
Q
vouloir
A
willen
3
Q
venir
A
komen
4
Q
prendre
A
nemen
5
Q
croire
A
geloven
6
Q
traverser
A
vinden
7
Q
conaitre
A
kennen
8
Q
demander
A
vragen
9
Q
tenir
A
vast houden
10
Q
penser
A
denken
11
Q
rester
A
blijven
12
Q
appeler
A
roepen
13
Q
commencer
A
beginnen
14
Q
rendre
A
teruggeven
15
Q
revenir
A
terug komen
16
Q
monter
A
naar boven gaan
17
Q
payer
A
betalen
18
Q
poraitre
A
blijken
19
Q
attendre
A
wachten
20
Q
perdre
A
verliezen
21
Q
dire
A
zeggen
22
Q
pouvoir
A
mogen
23
Q
mettre
A
wegleggen
24
Q
travaille
A
werken
25
écouter
luisteren
26
laisier
achter laten
27
entendre
horen
28
rentrer
binnen komen