bijles frans 1 Flashcards
Er zijn veel bomen.
Il y a beaucoup d’ arbres.
weten
savoir
Er zijn veel bomen .
Il y a beaucoup d’arbres.
Ik heb een nieuwe bureau.
J’ai un nouveau bureau.
Zij hebben een nieuwe bureau .
Ils ont un nouveau bureau.
Ik ben een belg.
Je suis un belge.
geef de vrouwelijke vorm : un garçon
une fille
geef de vrouwelijke vorm en de vertaling :
C’est un homme gentil.
Het is een lieve man .
C’est une femme gentille .
Het is een lieve vrouw.
geef de vrouwelijke vorm en de vertaling : un père
een papa
une mère : een mama
vertaal naar het frans : ik doe boodschappen.
Je fais des courses.
Ik heb de Belgische nationaliteit . (vertaal)
J’ai la nationalité belge.
zij moeten (vertaal)
ils doivent
wij doen (vertaal)
nous faisons
jullie doen
vous faites
jullie gaan
vous allez
mijn fiets
mon vélo
haar cadeaus
ses cadeaux
jouw games
tes games/jeux
Hij moet blijven.
Il doit rester.
Zij moeten doorgaan.
ils doivent partir
Het gaat goed.
ça va bien.
Het gaat niet goed.
ça ne va pas bien .
Ik ben niet moe.
Je ne suis pas fatigué.
Hoe ?
Comment ?
Waarom ?
Pourquoi ?
Wat ?
Que ? Qu’est ce que ?
Waar ?
Où ?
Welke ? Dewelke ?
Quelle ? Lequelle ?