frans voc 3 Flashcards
1
Q
de snelheid aanpassen
A
adapter la vitesse
2
Q
aankomen
A
arriver
3
Q
vertraging hebben
A
avoir du retard
4
Q
zoeken
A
chercher
5
Q
besturen
A
conduire
6
Q
brengen , voeren (naar)
A
conduire (à)
7
Q
uitleggen
A
expliquer
8
Q
wonen
A
habiter
9
Q
huren
A
louer
10
Q
carpoolen
A
pratiquer le covoiturage
11
Q
zijn aansluiting missen
A
rater sa correspondance
12
Q
rijden
A
rouler
13
Q
zich verplaatsen
A
se dépacher
14
Q
verloren lopen
A
se perdre
15
Q
oversteken
A
traverser