frans examen pasen Flashcards
le comportement
het gedrag
le trouble
het probleem
mince
dun, slank
avoir des vertiges
duizelig zijn
la tension
de spanning
éliminer
verwijderen
gérer
aanpakken
traiter
behandelen
le symptôme
de symptoom
fuir
vluchten
la dépression
de depressie
la douleur
de pijn
le stress
de stress
le bonheur
het geluk
la satisfaction
de voldoening
la saute d’humeur
de slechte bui
le pouce
de duim
le poignet
de pols
les fesses
de billen
la santé physique
de fysieke gezondheid
le coeur
het hart
le coude
de elleboog
le poumon
de long
la gorge
de keel
aveugle
blind
sourd(e)
doof
s’exercer
oefenen
l’alimentation
de voeding
réduire
verminderen
enrichir
verrijken
faire face à
aanpakken
l’équilibre
het evenwicht
le concours
de wedstrijd
l’équipe
het team
le gangant, la gangante
de winnaar, de winnares
participer à
deelnemen aan
être en forme
in vorm zijn
la santé mentale
de mentale gezondheid
prendre soin de
zorg dragen voor
la priorité
de prioriteit
prendre consience de
beseffen
la pensée
de gedachte
la respiration
de ademhaling
la détente
de ontspanning
suffisamment
voldoende
insuffisamment
onvoldoende
ressentir le besoin de
de behoefte voelen om
relaxant
ontspannend
le courage
de moed
la force
de kracht
la faiblesse
de zwakheid
la meditation
de meditatie
améliorer
verbeteren
avoir confiance en soi/ en quelqu’un
vertrouwen hebben in zichzelf/ in iemand anders
avoir une conversation
een gesprek voeren