Frans alle woordjes hfd 0 Flashcards
(70 cards)
1
Q
On a des devoirs?
A
Hebben we huiswerk?
2
Q
le mot
A
het woord
3
Q
la page
A
de bladzijde
4
Q
la fille
A
het meisje
5
Q
le garçon
A
de jongen
6
Q
les devoirs
A
het huiswerk
7
Q
complète
A
vul in/ maak
8
Q
travaille
A
werk
9
Q
fais
A
doe/ maak
10
Q
apprends
A
leer
11
Q
aujourd’hui
A
vandaag
12
Q
dimanche
A
zondag
13
Q
samedi
A
zaterdag
14
Q
vendredi
A
vrijdag
15
Q
jeudi
A
donderdag
16
Q
mercredi
A
woensdag
17
Q
mardi
A
dinsdag
18
Q
lundi
A
maandag
19
Q
vingt
A
twintig
20
Q
dix-neuf
A
negentien
21
Q
dix-huit
A
achtien
22
Q
dix-sept
A
zeventien
23
Q
seize
A
zestien
24
Q
quinze
A
vijftien
25
quatroze
veertien
26
treize
dertien
27
douze
twaalf
28
onze
elf
29
dix
tien
30
neuf
negen
31
huit
acht
32
sept
zeven
33
six
zes
34
cinq
vijf
35
quatre
vier
36
trois
drie
37
deux
twee
38
un
een
39
Prends le livre
pak het boek.
40
je ne comprends
ik begrijp het niet.
41
C'est quoi?
Wat is het?
42
l'école v
de school
43
le stylo
de pen
44
l'ordinateur
de computer
45
le livre
het boek
46
réponds
geef antwoord
47
répète
herhaal
48
choisis
kies
49
cherche
zoek
50
ferme
sluit
51
ouvre
open
52
prends
pak,neem
53
parle
spreek
54
ecris
schrijf
55
lis
lees
56
regarde
kijk naar
57
écoute
luister
58
Je ne sais pas.
ik weet het niet.
59
Je m'appelle léo.
Ik heet Léo.
60
Comment tut'appelles?
hoe heet jij?
61
c'est
het is
62
merci
bedankt
63
très bien
heel goed
64
au revoir
tot ziens
65
bonjour
hallo
66
non
nee
67
oui
ja
68
l'exercice m
de opdracht
69
le prof
de docent
70
le français
het frans
