Frans A Blz.92 Flashcards
1
Q
La glace
A
Het ijsje
2
Q
La table
A
De tafel
3
Q
Le café
A
De koffie
4
Q
Bon
A
Lekker
5
Q
Cher
A
Duur
6
Q
Je prends
A
Ik neem
7
Q
Je voudrais
A
Ik zou graag willen
8
Q
Ça coute
A
Het kost
9
Q
Tu peux
A
Jij kunt
10
Q
Venir
A
Komen
11
Q
Préférer
A
Liever hebben
12
Q
Détester
A
Een hekel hebben aan
13
Q
Adorer
A
Dol zijn op
14
Q
Arriver
A
Aankomen
15
Q
Téléphoner
A
Bellen