Frans 7 Flashcards
1
Q
Tu as quel âge?
A
Hoe oud ben je?
2
Q
Mijn ouders zijn gescheiden
A
Mes parenst sont divorcés
3
Q
J’habite seul(e) avec ma mère
A
Ik woon alleen met mijn moeder
4
Q
Ik heb een zus
A
J’ai une sœur
5
Q
J’ai douze ans
A
Ik ben twaalf jaar
6
Q
Ik ben enig kind
A
Je suis fils/ fille unique
7
Q
Tu as des Frères er des sœurs?
A
Heb je broers of zussen?
8
Q
Het is mijn beste vriend
A
C’est mon meilleur ami