Frans 1a zinnen Flashcards

Unite 1 Zinnen

1
Q

Bonjour Madame/ Monsieur

A

Dag Mevrouw/Meneer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bienvenue à l’hôtel…

A

Welkom in hotel….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vous avez fait bon voyage?

A

Heeft u een goede reis gehad?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vous avez facilement trouvé?

A

Heeft u het makkelijk gevonden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je peux vous aider/vous renseigner?

A

Kan ik u ergens mee helpen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Puis-je vous aider/vous renseigner?

A

Kan ik u ergens mee helpen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Comment puis-je vous aider?

A

Hoe kan ik u helpen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Que puis-je faire pour vous?

A

Wat kan ik voor u doen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

En quoi puis-je vous être utile?

A

Waarmee kan ik u van dienst zijn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Qu’y a-t-il pour votre service?

A

Wat is er tot uw dienst?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Qui dois-je annoncer?

A

Wie mag ik aankondigen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Installez-vous/asseyez-vous/prenez place

A

Neemt u plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Un instant/un momment s’il vous plait.

A

Een ogenblikje a.u.b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

On s’coupe de vous?

A

Werdt u al geholpen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vous patientez un instant s.v.p

A

Hebt u een mommentje a.u.b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je suis à vous dans un instant.

A

Ik kom zo tot bij u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Je suis à votre disposition dans un instant.

A

Ik ben zo tot uw dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Je m’occupe de vous dans quelques instants.

A

Ik help u zo meteen verder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Je vous appelle quelqu’un.

A

Ik roep iemand voor u.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Je vais voir si M. Ledoux est disponible.

A

Ik ga zien of M.Ledoux beschikbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Je contacte le service.

A

Ik neem contact op met\verwittig de dienst.

22
Q

Je me renseigne\vérife.

A

Ik informeer even\ik kijk even na.

23
Q

Je vais voir ce que je peux faire

A

Ik zal kijken wat ik kan doen.

24
Q

Je vais dire que vous êtes arrivé.

A

Ik ga zeggen dat u aangekomen bent.

25
Q

Je peux vous débarrasser?

A

Mag ik uw jas(paraplu,pet….) aannemen?

26
Q

Vous désirez\souhaitez boire quelques chose?

A

Wenst u iets te drinken?

27
Q

Vous permettez….?

A

Staat u me toe….?

28
Q

Vous voulez bien me suivre.

A

U mag me volgen\met me meegaan.

29
Q

M. Ledoux vous attend\va vous recevoir.

A

M. Ledoux verwacht u\ zal u ontvangen.

30
Q

Ne vous indiquiétez pas.

A

Maakt u zich maar geen zorgen

31
Q

Ne vous faites pas de soucis.

A

Maakt u zich maar geen zorgen.

32
Q

Je m’en occupe personnellement.

A

Ik zorg er persoonlijk voor.

33
Q

Je ferai de mon mieux.

A

Ik zal mijn uiterste best doen.

34
Q

Je n’y manquerai pas.

A

Ik zal het zeker doen.

35
Q

Avez-vous des bagages?

A

Heeft u bagage?

36
Q

Nous nous occupons de vos bagages.

A

Wij zorgen voor uw bagage.

37
Q

Le bagagiste montera les bagages dans votre chambre.

A

De kruier zal zal uw bagage naar uw kamer brengen.

38
Q

Nous gardons vos bagages à la consigne.

A

We bewaren uw bagage in de bagageruimte .

39
Q

Je vous en prie.

A

Ga uw gang.

40
Q

Il n’y a pas de quoi.

A

Graag gedaan.

41
Q

De rien.

A

Graag gedaan.

42
Q

Velontriers.

A

Graag.

43
Q

Avec plaisir

A

Graag

44
Q

Pareillement

A

Insgelijks

45
Q

A vous de même

A

Insgelijks

46
Q

A votre service

A

Tot uw dienst

47
Q

Je reste à votre disposition pour tout renseignement.

A

Ik ben steeds beschikbaar voor inlichtingen.

48
Q

Je vous souhaite un agréable séjour.

A

Ik wens u een aangenaam verblijf toe.

49
Q

Merci de votre venue.

A

Bedankt voor uw komst.

50
Q

Au plaisir de vous revoir.

A

Tot genoegen.